Wat is het?
Lymfomen zijn kwaadaardige gezwellen van het lymfekliersysteem. Het is een zeer verscheidene groep van aandoeningen, zowel wat symptomen als prognose betreft. Ze worden ondergebracht in twee grote groepen: Hodgkin- en non-Hodgkinlymfomen.
Hoe vaak komt het voor?
Hodgkinlymfomen treffen jaarlijks ongeveer 2 op 100.000 mensen. De meerderheid zijn jonge volwassenen. Non-hodgkinlymfomen treffen jaarlijks ongeveer 20 op 100.000 mensen; de gemiddelde leeftijd van aanvang is 60 jaar.
We zien het aantal non-Hodgkinlymfomen toenemen, maar er is een lichte verbetering in overleving. Ook de Hodgkinlymfomen nemen de laatste decennia licht toe, met wel een zeer duidelijke verbetering in overleving.
Hoe kun je het herkennen?
Hodgkinlymfoom begint vaak met een of meerdere vergrote lymfeklieren. Heel dikwijls is dit een lymfeklier boven het sleutelbeen.
Men kan ook klachten hebben door de druk van de vergrote lymfeklieren op omgevende weefsels of organen.
Vanuit de hals verspreidt de ziekte zich naar de borstkas, en vervolgens naar de buikholte. In verder gevorderde stadia kunnen de kwaadaardige cellen zich verspreiden naar milt, beenmerg en lever.
Minder voorkomend zijn de zogenaamde B-symptomen: koorts, nachtzweten, onverklaard gewichtsverlies.
Non-Hodgkinlymfomen geven minder typische symptomen. De verschijnselen zijn afhankelijk van de plaats van de aangetaste lymfeklieren en organen. Veel mensen hebben geen klachten op het ogenblik dat de diagnose gesteld wordt. Bij hen komen de hierboven vermelde B-symptomen slechts voor bij 1 op 4.
Op het moment van de diagnose zijn in de helft van de gevallen alleen de lymfeklieren aangetast; bij 20% zijn nog andere organen aangetast, meestal maag, huid, bot, hersenen, darm of schildklier.
Vooral vergrote lymfeklieren bij oudere mensen, een langdurige keelamandelinfectie die niet verbetert met antibiotica en een plots opgekomen grote lymfeklier zijn verdacht.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Vergrote lymfeklieren die niet verdwijnen na een maand zijn verdacht: de arts neemt een stukje weefsel weg voor onderzoek (biopsie).
Een bloedafname geeft meestal weinig informatie, maar is wel belangrijk voor het inschatten van de toestand van de organen en van de haalbaarheid van een behandeling.
Eens de diagnose gesteld, wordt via beeldvormingsonderzoek de uitgebreidheid van de ziekte bepaald. Dat is belangrijk om te weten hoe iemand ervoor staat en welke behandeling de beste is. Hoe plaatselijker de ziekte, hoe beter de prognose en hoe groter de kans op genezing.
Wat kun je zelf doen?
Als je een vergrote lymfeklier ontdekt die niet verdwijnt na enkele weken contacteer je best je huisarts.
Wat kan je arts doen?
Hodgkinlymfoom
Als het lymfoom beperkt is en geen klachten geeft, bestaat de behandeling uit chemotherapie gedurende 2 à 4 maanden, eventueel gevolgd door bestraling van de aangetaste zones.
Als de ziekte uitgezaaid is of als er B-symptomen aanwezig zijn, wordt gedurende 6 à 8 maanden met chemotherapie behandeld. Hierna volgt eventueel ook bestraling van de aangetaste zones.
Na de behandeling kan een PET-scan aantonen of de behandeling doeltreffend was. Meer dan 95% van de mensen met een lokaal Hodgkinlymfoom geneest definitief. De gemiddelde 5-jaarsoverleving bedraagt 90% bij mensen met een verspreid Hodgkinlymfoom.
Soms wordt bij plaatselijke ziekte enkel ondersteunende behandeling gegeven om de bijwerkingen ervan te beperken. In dat geval is nauwkeurige opvolging van de ziekte erg belangrijk.
Non-hodgkinlymfoom
Er zijn verschillende types non-Hodgkinlymfomen. Het type zal bepalen welke mogelijkheden er zijn op vlak van chemotherapie en wat de uiteindelijke vooruitzichten zijn. In sommige gevallen kan naast chemotherapie een stamceltransplatatie de prognose positief beïnvloeden. De levensverwachting is zeer variabel.
Opvolging
De kans op herval van Hodgkinlymfoom is het grootst gedurende de eerste 2 jaar na aanvang van de ziekte, maar een recidief is zelfs na 10 jaar nog mogelijk. Eens de 3 jaar na start van de behandeling verstreken zijn, komen agressieve tumoren komen meestal niet terug.
Het is belangrijk om herval zo snel mogelijk op te sporen. Daarom zal er aanvankelijk een driemaandelijkse opvolging zijn. Hierbij wordt er naast lichamelijk onderzoek en bevraging van klachten ook vaak beeldvorming en bloedonderzoek gedaan.
Naast het alert blijven voor terugkeer van de klachten, is het ook belangrijk mogelijke gevolgen van de behandeling in de gaten te houden. Als radiotherapie werd toegepast, zijn de gevolgen afhankelijk van het bestraalde gebied: verminderde schildklierfunctie bij bestraling van de hals, vervroegde menopauze bij bestraling van de buik...
Er is ook een vergroot risico op ontwikkeling van andere kankers in het bestraalde gebied. Daarom is een vervroegde borstkankerscreening bij vrouwen die bestraald werden op de borstregio zeker aangewezen.
Chemotherapie kan eveneens complicaties geven. Dat is sterk afhankelijk van het soort gegeven chemotherapie. Voornamelijk leukemie en vruchtbaarheidsproblemen zijn er soms een gevolg van.
Het wegnemen van de milt leidt tot een verminderde weerstand tegen infecties. In dat geval zijn een aantal vaccinaties aangewezen om het risico op ernstige infecties te verkleinen: pneumokokkenvaccinatie, meningokokkenvaccinatie en een jaarlijkse griepvaccinatie.