Wat is het?
Marginalisering is het proces waarbij jongeren gaandeweg in de marge van de maatschappij terechtkomen. Zo geraken adolescenten bv. gemarginaliseerd als gevolg van sociale of psychische problemen en krijgen ze weinig aandacht in de gezondheidszorg. Dit proces is complex en gaat vaak gepaard met grote gezondheidsproblemen. Het hebben van een handicap of een chronische ziekte verhoogt het risico op marginalisering.
Marginalisering kan het eindresultaat zijn van een complexe ongunstige context. De gemarginaliseerde adolescent heeft het doorgaans moeilijker op financieel vlak, op vlak van studies, leefomstandigheden en noodzakelijke vaardigheden. Maar ook jongeren met financiële zekerheid kunnen gemarginaliseerd geraken. Het belangrijkste risico hiervoor is het niet beëindigen van studies.
Het inschakelen van kinderbeschermingsdiensten in de voorgeschiedenis leidt niet per se tot marginalisering en niet alle gemarginaliseerde adolescenten hebben een dergelijke voorgeschiedenis. Dit komt deels omdat kinderbeschermingsdiensten het risico op marginalisering niet bij alle kinderen herkennen.
Redenen voor marginalisering zijn ernstige psychische stoornissen zoals depressie, psychose, ontwikkelingsstoornissen, asociaal gedrag, alcohol- of druggebruik, ongunstige leefomgeving met pesten op school of terugtrekking uit sociale relaties (door de adolescent zelf of zijn familie). Alcoholmisbruik, asociaal gedrag en depressie zijn ook de belangrijkste factoren die geassocieerd zijn met zelfmoord. De problemen worden vaak opgemerkt, maar de hulpverlening schiet te kort. De adolescent kan door hulpverleners vaak gezien worden als te weinig gemotiveerd en als iemand die zich maar kortdurend kan focussen.
Hoe vaak komt het voor?
Vroeger waren het eerder jongens die gemarginaliseerd geraakten. Nu ook meisjes vaker alcohol en drugs misbruiken, is het risico op marginalisering ook bij hen toegenomen. De meeste kinderen met een psychiatrische aandoening zijn jongens, maar op de leeftijd van 13-14 jaar krijgen ook meer meisjes hiermee te maken.
Hoe kan je het herkennen?
De jongere neemt steeds minder deel aan het maatschappelijk leven. Een kenmerk hiervan kan zijn spijbelen op school of stoppen met studeren en/of werken. De risicofactoren voor de marginalisering van jongeren zijn veelal een samenloop van ongunstige situaties zoals slechte (socio-economische) leefomstandigheden, nadelige leefomgeving zoals pesten op school, ernstige psychische stoornissen zoals depressie of psychose, ontwikkelingsstoornissen, asociaal gedrag, alcohol- of druggebruik en terugtrekking uit sociale relaties door de adolescent zelf of zijn familie.
Wat kan je eraan doen?
Het risico op marginalisering door psychische factoren is vaak geassocieerd met een ambivalente houding ten opzichte van hulp: de adolescent signaleert een behoefte aan hulp, maar verwerpt die tegelijkertijd. Een mogelijke, psychische stoornis die tot marginalisering heeft geleid, moet worden herkend en behandeld. Is de adolescent nog steeds ingeschreven in onderwijsinstelling, dan gebeurt de beoordeling in de eerste plaats door het CLB (Centrum voor LeerlingenBegeleiding). Zij kunnen je kind helpen in geval het regelmatig spijbelt.
Liggen meerdere problemen aan de basis van de marginalisering, dan moeten ze in hun geheel, rekening houdend met de persoon en zijn omgeving, worden aangepakt. Zelfs een onwillige adolescent is meestal bereid om steun te aanvaarden als hij weet dat er geluisterd zal worden en dat hij invloed heeft op de hulpmiddelen die hij aangeboden krijgt. Heeft de adolescent zijn studie onderbroken, dan moet hij die hervatten. Een goede beroepskeuzevoorlichting is noodzakelijk, evenals het verkennen van de mogelijkheden van bijvoorbeeld ‘on-the-job’-training, workshop-type onderwijs of een beroepsactiviteit in het kader van revalidatie.
Gedwongen middelen zijn zelden nodig. De nadruk ligt op flexibiliteit en het besteden van voldoende aandacht aan en tijd met de adolescent. Hierbij is samenwerking tussen alle betrokken hulpverleners en hulpverlenende diensten cruciaal, alsook het maken van eenduidige afspraken.
Gaat het om een minderjarig kind, dan moeten de ouders betrokken worden bij de hulpverlening. Samenwerking met de sociale diensten is doorgaans nodig. Ondersteuning kan op ambulante basis (thuis) geleverd worden, maar de adolescent moet hiervoor zijn toestemming geven. Het kan in sommige omstandigheden nodig zijn om de adolescent buitenshuis te plaatsen.
Administratieve hulp aan een adolescent met meerdere problemen mag niet versnipperd gebeuren; er is nauwe samenwerking nodig. Elke instelling kan hiertoe het initiatief nemen: sociale diensten of gezondheidszorg voor studenten, gemeentelijke sociale diensten of diensten voor arbeidsbemiddeling.
Als het risico op marginalisering het gevolg is van een depressie, is het soms beter om eerst de jongere te helpen om zijn schoolopleiding of praktische werkopleiding te volgen, en pas met een behandeling te starten wanneer de routines zich opnieuw herstellen.
Meer weten?
https://www.geestelijkgezondvlaanderen.be/tips-voor-jongeren
https://www.geestelijkgezondvlaanderen.be/voor-scholen
https://awel.be/
Bronnen
www.ebpnet.be
http://www.onderwijs.vlaanderen.be/nl/clb (met link naar filmpje over de “werking van het CLB”)