Wat is het?
Kanker bij kinderen kan in veel gevallen met succes worden behandeld. Op lange termijn kunnen echter problemen optreden op lichamelijk en mentaal vlak. Deze hangen af van veel factoren: het soort tumor, de plaats in het lichaam, de behandeling, de eventuele rol van erfelijke factoren, de omgeving en mentale begeleiding, …
De problemen worden ingedeeld in drie groepen:
- Problemen als gevolg van de behandeling;
- Secundaire kankers, dit zijn andere kankers die ontstaan als gevolg van de kinderkankerbehandeling;
- Psychologische problemen.
Hoe vaak komt het voor?
Ongeveer de helft van de mensen die kanker doormaakten op kinderleeftijd zal op latere leeftijd een probleem ontwikkelen naar aanleiding van de kankerbehandeling.
Het risico op een secundaire kanker ligt tussen 3 en 10%. Dat is 10 tot 20 keer hoger dan onder de algemene bevolking.
Psychosociale problemen kunnen met de nodige ondersteuning meestal adequaat worden opgevangen en verwerkt.
Hoe kan je het herkennen?
Problemen als gevolg van de behandeling
Vooral bestraling en chemotherapie kunnen in het latere leven gevolgen hebben, die vooral afhankelijk zijn van de plaats van de kanker. Een goed gelokaliseerde tumor wordt dikwijls plaatselijk behandeld, wat zeer specifieke afwijkingen veroorzaakt. Kankers zoals leukemie vergen een algemene behandeling, waardoor de gevolgen ook algemener zijn.
Hoofd
Bestralingen van het hoofd en de hersenen op jonge leeftijd kunnen het centraal zenuwstelsel beschadigen. Er kunnen leer- en geheugenproblemen ontstaan. Ook kunnen op latere leeftijd hersentumoren ontstaan. We zien dit vooral bij kinderen waarvan het hoofd bestraald werd bij leukemie. Ook storingen in de fijne en grove motoriek kunnen optreden.
De afgifte van groeihormoon kan verminderen na bestraling van de hersenen, waardoor de groei in gevaar kan komen. Ook bestraling van de groeischijven in de botten kan de groei doen afnemen. Meestal bereiken kinderen die kanker doormaakten tijdens hun kinderjaren wel een normale lichaamslengte.
Hals
Na bestraling van de hals kan de schildklierfunctie verminderen en stilvallen (hypothyreoïdie). Dit kan lange tijd aanwezig zijn zonder klachten.
Hart
Het hart kan beschadigd raken na bepaalde soorten chemotherapie en bestraling van de borstkas, vooral bij kinderen jonger dan 4 jaar. De behandelingen kunnen hartspierschade berokkenen, verminderde functie van de hartkamers, verstopping van de kransslagaders of een chronische ontsteking van het hartzakje (pericarditis). Soms ontstaan deze problemen pas jaren na de behandeling. Ze veroorzaken niet altijd klachten en ontstaan vaak in combinatie met andere problemen, zoals bij een virale infectie of een zwangerschap.
Risicofactoren hart- en vaatziekten
Overgewicht en metabool syndroom komen vaker voor bij mensen die kanker doormaakten in hun kindertijd en vooral na bestraling van het hoofd. Er lijken veranderingen plaats te vinden in het metabolisme van suikers en vetten, waarvan we de oorzaak niet goed kennen. Hierdoor hebben deze mensen meer risico op het ontwikkelen van aderverkalking en bijgevolg op een hart- of herseninfarct. Anderzijds wordt op volwassen leeftijd soms ondergewicht gezien.
Longen
Door de ziekte en de behandeling kan de beweeglijkheid van de borstkas afnemen, waardoor het volume van de longinhoud vermindert. Bij gebruik van sommige chemotherapieën kan een chemische ontsteking van de longen optreden. Soms ontstaat daarbij een verlittekening van de longen, wat ook de longfunctie beperkt.
Geslachtsorganen
Bij vrouwen kunnen bestraling van de onderbuik en hoge dosissen van bepaalde chemotherapie in de kindertijd de eierstokken en baarmoeder beschadigen. Uit ervaring blijkt echter dat de functie van de eierstokken zich vaak nog kan herstellen en dat eierstokken van meisjes die nog niet in de puberteit zijn minder gevoelig zijn voor de negatieve effecten van de chemotherapie. Tegenwoordig kan men onvruchtbaarheid beter voorkomen bij de behandeling van kinderen met kanker. Als er toch onvruchtbaarheid ontstaat, bestaan er verschillende behandelingsmogelijkheden. Soms moet de arts daarbij hormoonvervangende medicatie geven.
Bij jongens kan bestraling en chemotherapie de teelballen beschadigen. De spermaproducerende cellen herstellen zich gelukkig vaak. De testosteronproductie blijft meestal voldoende.
Overlevenden van kinderkanker lopen enkel bij genetische kankersyndromen risico op het doorgeven van de kanker aan hun eigen kinderen. Er is geen risico aangetoond op aangeboren afwijkingen bij deze nakomelingen.
Nieren en urinewegen
Sommige soorten chemotherapie zijn zwaar voor de nieren en veroorzaken nierschade. Meestal blijft de schade stabiel na het stoppen van de behandeling. Deze soorten chemotherapie en bestraling van de nieren kunnen ook een hoge bloeddruk veroorzaken.
Botten en tanden
Plaatselijke bestraling van het beenderstelsel of van de hersenen kan zorgen voor verminderde ontwikkeling van botten en een verlaagde botdichtheid. Ook het tekort aan hormonen bij sommige personen kan de botsterkte doen verminderen, waardoor gemakkelijker breuken kunnen optreden.
In de loop van de tijd zullen de botten vanzelf weer sterker worden. Eventueel kan men behandelingen met hormonen en calcium toepassen. Op volwassen leeftijd kunnen ook botversterkende medicamenten gebruikt worden.
Soms zijn tanden afwezig of kleiner van grootte. De glazuurlaag van de tanden kan ook afnemen, waardoor gemakkelijker gaatjes ontstaan.
Het ontstaan van secundaire kankers
Secundaire kankers kunnen in alle bestraalde gebieden en in de huid ontstaan. Ook goedaardige gezwellen worden vaker vastgesteld. Bot- en borstkanker zijn de vaakst voorkomende vormen van secundaire kanker, naast huidkanker, schildklier-, hersen- en darmtumoren. De meeste secundaire kankers zien we na de behandeling van een Hodgkin-lymfoom en na stamceltransplantaties.
Chemotherapie kan een oorzaak zijn van leukemie een paar jaar na de behandeling.
Psychosociale problemen
Mensen kunnen in hun latere leven problemen ervaren, als gevolg van hun doorgemaakte kanker. Er kunnen fysieke beperkingen ontstaan die soms moeilijk aanvaardbaar zijn en een psychische verwerking vragen. Kanker en de behandeling ervan kunnen zeer traumatiserend zijn voor kinderen. Dit kan zich jaren later opnieuw uiten tijdens moeilijke momenten.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Overlevenden van kinderkanker houdt men zeker tijdens de groei nauwlettend in de gaten in een gespecialiseerd centrum. Ook daarna is individuele opvolging van belang, afhankelijk van het type kanker, de leeftijd en de behandeling.
Enkele voorbeelden:
- Ter controle maakt de arts een echografie van het hart na het beëindigen van de behandeling, na 5 jaar en na 10 jaar (of vaker als er problemen zijn);
- Tijdens de zwangerschap moet de arts elk trimester een echografie van het hart maken;
- Risicopersonen moeten een inspanningstest (fietsproef) uitvoeren;
- Bij klachten van kortademigheid moet de arts de longen verder nakijken;
- Om de nieren te controleren, moet de arts de bloeddruk in het oog houden.
Wat kan je zelf doen?
Zorg goed voor je lichaam: eet gezond, rook niet, besteed aandacht aan lichamelijke conditie. Bescherm je huid tegen zonnebrand. Waak over je mentale gezondheid.
Heb aandacht voor je lichaam en veranderingen in je lichaam. Ga tijdig naar de huisarts voor controle.
Wat kan je arts doen?
Secundaire kankers ontstaan soms binnen een paar jaar na de behandeling, maar kunnen tot 30 jaar nadien tot uiting komen. Bij personen met een voorgeschiedenis van kinderkanker moet de arts rekening houden met een hoger risico op andere kankers. Hij moet steeds een klinisch onderzoek uitvoeren en overwegen om aanvullend (beeldvormend) onderzoek voor te schrijven.
De arts moet oog hebben voor het psychologische luik en bedacht zijn op eventuele traumatische ervaringen in het verleden.