Wat is het?
Tijdens het lichamelijk onderzoek van het kind kan men bepaalde afwijkingen vaststellen.
Doorgaans zijn die normaal en leeftijdsgebonden, en hebben ze louter te maken met de groei en ontwikkeling van het kind zonder dat er klachten zijn.
Andere dienen te worden aangepakt.
Hoe kan je het herkennen en wat kan je arts doen?
Ledematen
Abnormale stand van de voeten
- De hiel en voetboog kunnen bij het steunen doorgezakt zijn. In dat geval spreken we van platvoet. Dat is onschuldig zolang het kind de voet vrij kan bewegen in de lucht en de doorzakking verdwijnt als het op de tenen gaat staan. Raadpleeg je arts wanneer slechts één voet is aangetast, de voet pijnlijk is bij aanraken of wanneer de doorzakking er ook is zonder steunen.
- Zie je dat de voorvoet van je kind opvallend naar binnen gedraaid is en dat niet kan worden gecorrigeerd, dan is er wellicht sprake van een 'metatarsus adductus'. Deze afwijking vraagt om medische opvolging omdat die niet altijd spontaan verbetert. Zo kan een tijdelijke corrigerende gips nodig zijn of in bepaalde zeldzame gevallen zelfs een operatie.
- Is de hele voet bij het staan naar binnen of naar buiten gekeerd, dan spreekt men van 'toeing in’ of ‘toeing out'. Deze stand is meestal het gevolg van een draaiing ter hoogte van heup. Het is vaak een leeftijdsgebonden stand van de voeten en maakt deel uit van de normale ontwikkeling.
- Als je kind tenen heeft die over elkaar schuiven, dan heeft het wat men overlappende tenen noemt. Dat is meestal te wijten aan te strak gespannen pezen van de buigspieren van die tenen. Het kind heeft er meestal geen last van. Eventuele correctie op latere leeftijd gebeurt alleen omwille van esthetische redenen.
- De afwijking waarbij vingers of tenen aaneengegroeid zijn, noemt men 'syndactylie'. Een ingreep is alleen nodig wanneer er botvergroeiing is of wanneer het de eerste of tweede vinger betreft. In alle andere gevallen wacht men tot de leeftijd van 5 jaar om er iets aan te doen. Elk geval van syndactylie wordt apart door een kinderchirurg bekeken.
Abnormale stand van de benen
- Wanneer de knieën naar buiten staan, spreekt men van O-benen of 'genu varum'. Het is een veelvoorkomende vaststelling bij baby's en peuters en maakt deel uit van de normale ontwikkeling. Opvolging is nodig wanneer het slechts aan één been voorkomt of wanneer de stand toeneemt na het tweede levensjaar. Zeldzame afwijkingen kunnen hier dan aan de oorzaak liggen, bv. rachitis.
- Wanneer de knieën symmetrisch naar binnen doorbuigen, is er sprake van X-benen of 'genu valgum'. Het is een veelvoorkomende vaststelling rond de leeftijd van 3 jaar, en vraagt enkel verdere opvolging bij zeer grote ruimte tussen de enkels, wanneer het slechts aan één been voorkomt of wanneer de stand toeneemt met het ouder worden.
Romp
- Een navelbreuk merk je wanneer de navel en onderliggende weefsels (met name een stukje darm) naar buiten uitpuilen, wat doorgaans duidelijker wordt bij opspannen van de buikspieren. Dat komt vaak voor bij pasgeborenen. Een ingreep is alleen nodig wanneer er na de leeftijd van 1 jaar nog steeds een grote breuk (groter dan 1,5 cm) is of wanneer de zwelling pijnlijk is bij aanraken. Een navelbreuk die nog steeds aanwezig is na de leeftijd van 4 jaar wordt sowieso door een chirurg beoordeeld.
- Een liesbreuk merk je dan weer, na het al dan niet opspannen van de buikspieren, aan de zwelling ter hoogte van de lies. Die zwelling wordt veroorzaakt door het uitpuilen van een stukje buikwand of darm doorheen het buikvlies. Dit vraagt steeds om een ingreep omwille van het risico dat een stukje van de darm mee opzwelt en dan niet meer goed functioneert. Is de liesbreuk pijnloos bij aanraken en verdwijnt de zwelling snel, dan is er geen reden tot paniek.
- Heeft je kind een borstbeen dat sterk naar buiten staat, dan spreken we van een kippenborst of 'pectus carinatum'. Het omgekeerde, een sterk naar binnen staand borstbeen, noemt men een trechterborst of 'pectus excavatum'. Deze afwijking komt veel meer voor dan de pectus carinatum. Beide zijn cosmetisch hinderlijk, en tasten het zelfbeeld van de jongere aan, zeker in de puberteit wanneer de afwijking het meest uitgesproken is. Omdat bij een trechterborst de borstholte een stuk kleiner is, kan het zijn dat het kind last heeft van hartkloppingen en kortademigheid bij inspanning. Een corrigerende ingreep kan worden overwogen wanneer de puber oud genoeg is. Omdat in zeldzame gevallen beide afwijkingen kunnen wijzen op bepaalde syndromen, wint men best het advies in van een arts.
Geslachtsorganen
- Een ‘fimosis’ is wanneer de voorhuid van een jongetje nauw is en niet vlot over de eikel schuift. Het is vaak een natuurlijk proces waarbij in de loop der jaren de huid soepeler en losser wordt. Echter wanneer de voorhuid zodanig ontsteekt dat het kind niet meer kan plassen, is een operatie (besnijdenis) meestal nodig. Andere mogelijke redenen voor een niet-dringende besnijdenis zijn: terugkerende etterige ontsteking van de voorhuid of voorhuid die achter de eikel blijft hangen. Een milde ontsteking van de voorhuid wordt gewassen met water; zo nodig brengt men een antibacteriële zalf (doorgaans oogzalf) aan tussen eikel en voorhuid.
- Een balzak met vochtophoping noemt men een ‘hydrocoele’. Dit komt voor bij pasgeboren jongetjes omdat er vaak nog een verbinding is tussen buikholte en balzak. Is deze afwijking na de leeftijd van 4 jaar nog aanwezig of is de balzak pijnlijk of abnormaal groot, dan is een ingreep nodig.
Huid
Heeft het kind op de huid een intens rode, soms verheven, vlek, dan gaat het dikwijls om een aardbeivlek of 'hemangioom'. Deze kan in het eerste levensjaar in grootte toenemen, maar hebben daarna de neiging om spontaan kleiner te worden. Enkel bij risico op bloeding of een hemangioom in het gelaat, kan een behandeling nodig zijn (medicatie en/of ingreep).
Hoofd
- Het tongriempje verbindt de tong met de lip. Soms is dat te kort. Wanneer daardoor het puntje van de tong de bovenste tanden niet kan raken, het kind moeilijk kan zuigen of spraakproblemen heeft, kan een chirurgische correctie nodig zijn. Meestal rekt het tongriempje vanzelf wat uit en hoeft er niks te gebeuren.
- Soms draait een baby het hoofd steeds naar een kant. Er kan dan sprake zijn van een babytorticollis. Dat is een samentrekking van één van de nekspieren, die verholpen kan worden door houdingscorrectie door de kinesitherapeut. In zeldzame gevallen is een operatie nodig op de leeftijd van 1 jaar.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/o-en-x-benen-bij-kinderen