Wat is het?
De groei van de hoofdomtrek vindt voornamelijk plaats tijdens de eerste twee levensjaren. De behandelende arts en/of de arts van Kind en Gezin meet regelmatig de hoofdomtrek, om te kijken of die volgens een verwacht patroon meegroeit met het kind. De grootte van het hoofd moet evenredig groeien met de lengte van het kind.
Om de meetwaarde van het kind te bepalen ten opzichte van de te verwachten meetwaarde volgens leeftijd gebruikt men groeicurves. Deze zijn gebaseerd op grootschalig bevolkingsonderzoek in Vlaanderen. De meetwaarden en evolutie worden uitgedrukt in standaardafwijkingen ten opzichte van het gemiddelde. Meetwaarden die niet lager liggen dan 2,5 standaardafwijkingen onder het gemiddelde en niet hoger dan 2,5 standaardafwijkingen boven het gemiddelde worden als normaal beschouwd.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Bij een afwijkende hoofdomtrek (te groot of te klein) zal je arts ofwel een afwachtende houding aannemen en de hoofdomtrek opvolgen, ofwel direct doorverwijzen voor verdere onderzoeken. Het eerste technische onderzoek is meestal een echo van de schedel, om bijv. te kijken of er geen belemmering is in de drainage van hersenvocht.
Wat kan je zelf doen?
Ga naar de opvolgingsmomenten die Kind en Gezin en de pediater organiseren voor de groei van je kindje.
Wat kan je arts doen?
Bij een te klein of te groot hoofd is de behandeling volledig afhankelijk van de specifieke oorzaak, die op specialistisch terrein ligt.
Meer weten?
- https://www.kindengezin.be/gezondheid-en-vaccineren/groei/
- https://mijnkinderarts.nl/ziekten/neurologie/afwijkende-schedelgrootte-vorm/