Wat is het?
Wiegendood is het plots, onverwacht overlijden van een baby die ogenschijnlijk gezond was en waarbij men geen lichamelijke afwijking kan vaststellen die de dood kan verklaren.
Wiegendood is niet voorspelbaar. Het treedt op tijdens de slaap, is pijnloos en gebeurt stil. Vaak vindt men braaksel terug rond het kind, maar dit is meestal niet de doodsoorzaak. Wiegendood is niet erfelijk; een herhaling binnen dezelfde familie is erg zeldzaam. Het treedt vooral op voor de leeftijd van 6 maanden. Het is belangrijk de ouders erop te wijzen dat niemand hier schuld aan heeft.
Hoe vaak komt het voor?
Jaarlijks zijn er in Vlaanderen ongeveer 40 gevallen van wiegendood.
Wat gebeurt er bij een geval van wiegendood?
Er zal steeds een uitgebreid onderzoek gebeuren om de doodsoorzaak van het kind op te sporen, met aandacht voor volgende zaken:
- algemene gezondheidstoestand;
- gebeurtenissen voor de dood;
- mogelijke recente ziekten of andere symptomen;
- tijdstip waarop het kind het laatst in leven werd gezien;
- plaats waar het kind levenloos werd gezien;
- braaksel in bed of op de kleding.
Daarna zal een volledig lichamelijk onderzoek gebeuren, en zo nodig een autopsie.
Ten slotte zullen een aantal labotests uitgevoerd worden:
- tellen van de bloedcellen;
- meten van het suikergehalte;
- bepalen van de zouten: natrium, kalium en calcium;
- meten van de nierfunctie;
- kweek van bloed en urine om ziekteverwekkers op te sporen;
- opsporen van ziekteverwekkers in de bovenste luchtwegen of de ontlasting.
Bij vermoeden van een trauma of mishandeling neemt men een radiografie om botletsels op te sporen.
Door deze onderzoeken kunnen ziektes of andere oorzaken aan het licht komen die een plotse dood kunnen verklaren. De labotests moeten zo snel mogelijk na de dood worden afgenomen.
Als de arts wiegendood vermoedt, zal hij altijd de politie opbellen. Meestal zal ook een gerechtsarts ter plekke komen. Dit is immers de normale procedure bij een plotse onverklaarde dood. Het betekent geenszins dat er iemand schuldig wordt geacht aan de dood van de baby.
De hulpverlening
Men zal zo snel mogelijk starten met ondersteuning van ouders en familie. Geneesmiddelen, zoals een licht kalmeer- of slaapmiddel, kunnen tijdelijk wat rust brengen, maar mogen ondersteuning niet vervangen. Als ouder kan je even bij de overleden baby blijven. Dit kan helpen om de dood te aanvaarden en het rouwproces te verkorten.
De dagen en weken na de dood heb je best geregeld contact met hulpverleners, zoals je huisarts. Je andere kinderen worden hierin ook best betrokken. Wiegendood heeft immers ook een effect op de zussen en broers van de overleden baby. De onlangs aangenomen rol van grote broer of zus eindigt abrupt en het kind is niet in staat om de oorzaak en/of betekenis van de gebeurtenis te begrijpen. Je andere kinderen kunnen wisselend reageren op de dood. Ze kunnen de dood ontkennen, onverschillig blijven, diverse gedragsstoornissen of psychosomatische klachten ontwikkelen.
Tot de puberteit hebben kinderen een rouwproces dat niet hetzelfde is als dat van volwassenen. Jonge kinderen zien de dood niet als onomkeerbaar. Kinderen tussen 5 en 10 jaar denken vaak dat iemand verantwoordelijk is voor de dood.
Je arts kan je ook helpen om de resultaten van het gerechtelijk onderzoek uit te leggen.
Het is normaal dat bepaalde data, zoals de geboorte- of sterftedatum van het kind, pijnlijke herinneringen bovenhalen.
Hoe kan je de kans op wiegendood verkleinen?
In het volgende filmpje geven we enkele tips om de kans op wiegendood te verkleinen:
Lees verder onder het filmpje.
- Leg een baby altijd op zijn rug te slapen.
- Rook niet in de omgeving van een baby.
- Let erop dat je kind niet te warm krijgt: zorg dat de omgevingstemperatuur in de kamer niet meer dan 18 à 20°C bedraagt.
- Gebruik geen geneesmiddelen zonder doktersadvies.