Wat is het?
Het zicht is een complexe samenwerking tussen ogen, hersenen en de zenuwen die beide verbinden. Met onze ogen onderscheiden we licht, donker, kleuren en diepte, maar pas in onze hersenen wordt hier een betekenis aan gegeven en kunnen we voorwerpen herkennen. Zicht is een belangrijk zintuig om goed te kunnen functioneren in de maatschappij.
Het zicht wordt beoordeeld op verschillende onderdelen:
- De gezichtsscherpte zegt hoe goed iemand kan zien vanop een afstand of dichtbij. Gezichtsscherpte geeft de grootte aan van de kleinste cijfers die een persoon kan herkennen op een kaart vanop afstand bij een klassiek oogonderzoek.
- De contrastgevoeligheid laat zien in hoeverre iemand kleine verschillen in helderheid kan onderscheiden tussen aangrenzende oppervlakken. Hoe zwakker de schaduw die een persoon kan zien, hoe beter de contrastgevoeligheid.
- Het gezichtsveld is het gebied dat iemand kan zien zonder het hoofd te bewegen.
- Kleurenzicht vertelt iets over het onderscheiden van kleuren.
- Bij nachtzicht is het onderscheiden van licht en donker van belang. Binnen de fotoreceptoren in de binnenste laag van het netvlies (retina) onderscheiden we kegeltjes en staafjes. Kegeltjes werken bij daglicht en staafjes functioneren bij weinig licht.
Wat kan je zelf doen?
Ga best naar een arts als je veranderingen of problemen ervaart met je zicht.
Als je problemen vermoedt bij een kind, laat het dan best onderzoeken.
Als een baby van 8 weken oud nog geen oogcontact kan maken, is verder onderzoek nodig in een gespecialiseerd centrum.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De huisarts onderzoekt soms actief het zicht. In de meeste gevallen zal hij doorverwijzen naar een oogarts of optometrist.
De gezichtsscherpte wordt gemeten aan de hand van de kleinste cijfers of letters die iemand kan lezen vanop een vaste afstand. Voor de meting van dichtbij zien wordt eenzelfde kaart met letters gebruikt. Bij kinderen gebruikt de arts een symbolenkaart.
De contrastgevoeligheid wordt gemeten aan de hand van een rastertest, waarbij in het raster oppervlakken te zien zijn met verschil in helderheid. Dit is belangrijk voor personen met diabetes.
De arts onderzoekt het gezichtsveld, het beeld dat een persoon kan zien zonder het hoofd of de ogen te bewegen, door tegenover de patiënt te gaan zitten en in diens ogen te blijven kijken. De arts evalueert met zijn vingers de randen van het gezichtsveld en vergelijkt zo zijn eigen gezichtsveld met dat van de patiënt. Hiermee kan tunnelzicht worden ontdekt. Het gezichtsveld kan ook nauwkeuriger gemeten worden met een toestel door de oogarts. Dit toestel bevat een kleine bal op een dun stokje in het midden, dat in verschillende richtingen kan bewegen. De testpersoon neemt plaats in het midden van het veld, zit recht, kijkt vooruit en geeft aan wanneer en aan welke kant hij/zij de bal ziet. Net zoals bij het vingeronderzoek mag de testpersoon de beweging van de vingers of de bal niet volgen met zijn ogen. De ogen moeten gefixeerd blijven op de middellijn.
Kleurenzicht wordt onderzocht aan de hand van een test die zich vooral richt op het onderscheiden van rood- en groentinten. Gespecialiseerde verpleegkundigen of artsen voeren bijkomende testen uit.
Om het nachtzicht te testen, kijkt de arts hoe snel het oog van de testpersoon zich kan aanpassen aan het donker.
Jonge kinderen of baby’s met vermoedelijke zichtproblemen worden doorverwezen naar een gespecialiseerd centrum voor verder onderzoek.