Wat is het?
De schildklier is een klein vlindervormig orgaan dat vooraan in de halsstreek ligt. Deze klier produceert schildklierhormonen (T3 en T4) die een belangrijke rol spelen in alle levensfasen. Ze zijn belangrijk voor een normale groei en ontwikkeling, de regeling van heel wat lichaamsprocessen, waaronder de stofwisseling, en ook tijdens een normale zwangerschap.
Met de schildklier kunnen er zich 2 soorten problemen voordoen: ofwel is de werking te snel of te traag, ofwel zijn er problemen met de vorm (te groot, knobbelvorming). Soms gaat het om een combinatie van beide.
Hyperthyreoïdie betekent dat je schildklier te snel werkt en te veel schildklierhormoon aanmaakt. De meest voorkomende oorzaak ervan is de ziekte van Graves-Basedow. In dat geval maak je antistoffen aan tegen je eigen schildklier. Het is een ziekte die vaak hevige symptomen veroorzaakt en meestal voorkomt bij vrouwen tussen 30 en 40 jaar.
Een andere oorzaak is het ontstaan van gezwelletjes (nodules) in het schildklierweefsel. Deze gezwelletjes kunnen extra schildklierhormoon produceren (‘warme nodule’).
In geval van één enkele nodule spreekt men van een adenoom of een nodus. In geval van meerdere gezwellen of een algemeen vergrote schildklier spreekt men van een ‘goiter’, ‘krop’ of ‘struma’. Soms is een krop zo groot dat hij verder uitloopt tot onder het borstbeen (duikende krop).
Nodules geven niet altijd aanleiding tot hyperthyreoïdie. Dit is het geval met de zogenaamde ‘koude nodules’, want zij produceren geen schildklierhormoon.
Hyperthyreoïdie kan van voorbijgaande aard zijn, zoals bij een schildklierontsteking (thyreoïditis). Een hyperactieve schildklier kan tevens een tijdelijke reactie zijn die voorafgaat aan een te traag werkende schildklier (hypothyreoïdie).
Tot slot kan hyperthyreoïdie veroorzaakt worden door medicatie of contrastmiddelen bij beeldvormend onderzoek zoals een CT-scan.
Hoe vaak komt het voor?
Een te traag werkende schildklier komt meer voor dan een te snel werkende schildklier. Naar schatting kampt 1,1% van de bevolking met een te snelle schildklier. Het komt vaker voor bij vrouwen (1,7%) dan bij mannen (0,5%).
Hoe kun je het herkennen?
Soms begint de ziekte spectaculair met zeer uitgesproken klachten, en soms wordt in het begin alleen een lokale of algemene zwelling in de hals opgemerkt.
Vaak voorkomende tekenen van hyperthyreoïdie zijn:
- Algemene symptomen: overgevoeligheid voor warmte, zweten, vermoeidheid, spierzwakte, verminderde conditie, beven van de handen, gewichtsverlies (zelfs bij een goede eetlust), veel dorst en vaak moeten plassen, stoornissen in de menstruatiecyclus.
- Huidsymptomen: warme, vochtige huid.
- Spijsverteringsklachten: diarree, toegenomen darmwerking, sliklast door druk van de schildklier op de slokdarm.
- Hartklachten: vooral hartritmestoornissen en versnelde hartslag.
- Psychologische klachten: prikkelbaarheid, nervositeit, slapeloosheid.
- Oogafwijkingen, met name uitpuilende ogen (enkel bij de ziekte van Graves-Basedow).
Deze klachten komen niet noodzakelijk allemaal samen voor. Vooral bij ouderen is er vaak maar één enkel symptoom aanwezig, bijvoorbeeld hartkloppingen of gewichtsverlies.
Hoe stelt je arts de diagnose?
Omdat veel van de klachten eveneens kunnen voorkomen bij andere ziekten, en zeker als er maar weinig symptomen zijn, is het vaak moeilijk om alleen op deze basis een diagnose te stellen.
Een vergroting van de schildklier gaat bovendien niet altijd gepaard met een toegenomen hormonenproductie. Je arts zal daarom naast een klinisch onderzoek steeds een bloedafname doen.
Drie verschillende schildklierhormonen kunnen in het bloed worden gemeten: TSH, vrij T4 en vrij T3. Om een schildklieraandoening op te sporen wordt in de eerste plaats het TSH gecontroleerd. Enkel als dat abnormaal is, worden vrij T4 en eventueel vrij T3 onderzocht.
Indien je arts vermoedt dat het om de ziekte van Graves-Basedow gaat, zal hij ook schildklierantistoffen laten bepalen.
Aanvullend worden ook een echografie en een scintigrafie (onderzoek waarbij vooraf radioactieve contraststof wordt ingespoten) uitgevoerd om de omvang van de schildklier te bepalen en om te onderzoeken of er een of meerdere overactieve (warme) nodules aanwezig zijn.
Wat kun je zelf doen?
Wanneer je behandeld wordt voor hyperthyreoïdie, kun je zelf weinig doen buiten je medicatie stipt volgens de voorschriften in te nemen.
Het is wel belangrijk om te letten op mogelijke bijwerkingen van de medicatie: koorts en een pijnlijke keel kunnen wijzen op een abnormale afbraak van witte bloedcellen, waarbij je natuurlijk afweersysteem niet goed meer functioneert.
Heb je een kinderwens, dan is het belangrijk om dit te bespreken met je arts, want te veel of te weinig schildklierhormoon kan schadelijk zijn voor het ongeboren kind. Ook wanneer je bepaalde schildkliermedicatie neemt of tijdens een behandeling met radioactief jodium is het af te raden om zwanger te worden tot minstens 6 maanden na de behandeling.
Wat kan je arts doen?
Je huisarts start de medicatie op voor de behandeling van de hyperthyreoïdie, en verwijst je voor verdere opvolging door naar een endocrinoloog (specialist van de klieren).
Als medicatie wordt in de eerste plaats gekozen voor een thyreostaticum. Dat is een geneesmiddel dat de schildklierwerking afremt. Dit wordt al dan niet gecombineerd met een bètablokker, die het hartritme vertraagt.
Je arts volgt je behandeling nauwkeurig op aan de hand van bloedafnames. Hiermee kan hij nagaan of de behandeling succesvol is, en tijdig eventuele bijwerkingen opsporen.
Wanneer de schildklierhormonen door het innemen van de medicatie genormaliseerd zijn, kan de verdere behandeling worden bepaald: doorgaan met medicatie, behandeling met radioactief jodium of chirurgie.
Deze keuze is afhankelijk van de grootte van de schildklier, de ernst van de symptomen, zwangerschap/borstvoeding, leeftijd en de aanwezigheid van eventuele andere ernstige ziekten.
Als de medicatie wordt voortgezet, geeft de arts je een thyreostaticum voor langere duur. De duur van die behandeling is doorgaans 12 à 18 maanden.
De behandeling met medicatie leidt niet altijd tot een definitieve vermindering van de schildklierwerking. De ziekte kan terugkeren bij stopzetten van de medicatie. Dat is altijd het geval bij een goiter (krop). Daarom dient de medicatie dan levenslang ingenomen te worden.
Als je de ziekte van Graves-Basedow hebt, bedraagt de kans dat de ziekte terugkomt 50%. Ook bij een zeer grote schildklier en bij hoge schildklierwaarden die moeilijk normaliseren, is een kans op terugval groter.
De behandeling met radioactief jodium is een soort van plaatselijke bestraling. Het is een veilige methode. Het jodium wordt alleen opgenomen door de schildklier en vernietigt plaatselijk het schildklierweefsel. Er kunnen opeenvolgende reeksen van medicatie en radioactief jodium gegeven worden tot de schildklierhormonen gedaald zijn.
Een nadeel van deze behandeling is dat de schildklier nadien vaak onvoldoende functioneel is en je dus blijvend schildklierhormoon moet bijnemen. Het voordeel van deze behandeling is dat het een vergrote schildklier kan doen krimpen. Dit is dan ook een veelgebruikte behandeling voor een goiter.
Als je oogsymptomen hebt, kiest men doorgaans niet voor radioactief jodium omdat dit de oogsymptomen kan verergeren.
Men kiest voor chirurgie als de schildklier heel erg vergroot is, en deze bijvoorbeeld op de luchtpijp drukt. Dan neemt men de schildklier in zijn geheel of gedeeltelijk weg. Net zoals bij de behandeling met radioactief jodium zul je nadien schildklierhormoon moeten innemen.
Zoals bij elke operatie is er een kans op complicaties: stembandverlamming door het raken van een zenuw of een verminderde werking van de bijschildklier. Die kans is ongeveer 2 tot 4%. Daarom gebeurt schildklierchirurgie het best in een gespecialiseerd centrum.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/schildklierafwijking/mijn-schildklier-werkt-te-snel
Bronnen
- https://www.ebpnet.be
- Intego databank