Waarover gaat het?
Met beeldvorming willen we relevante informatie verkrijgen over processen die zich in ons lichaam afspelen. Bij neuroradiologie gaat het om beeldvorming van het zenuwstelsel, vooral het centraal zenuwstelsel (de hersenen en het ruggenmerg) en de bloedvoorziening ervan. De voornaamste beschikbare radiologische onderzoeken zijn de echografie, CT-scan, MRI, angiografie en radio-isotopenscan. De gewone Rx of röntgenfoto geeft vooral informatie over vast weefsel zoals bot, en minder over zachte weefsels en bloedvaten. Zelfs bij een opname van de wervelzuil kan een inklemming van zenuwweefsel meestal niet gezien worden.
Echografie
Bij echografie wordt gebruik gemaakt van de weerkaatsing van geluidgolven op inwendige structuren. Het grote voordeel is dat er geen stralen aan te pas komen. Echografie wordt vaak toegepast. Het is een goed onderzoek om vernauwingen in de halsslagaders op te sporen. Bij kinderen waarbij de fontanellen (de zachte plekjes op het schedeldak van een pasgeborene) nog open zijn, is echografie nuttig om hersenweefsel, eventuele bloedingen en de hoeveelheid hersenvocht te beoordelen.
CT-scan
De CT (computertomografie) maakt opnames in doorsnede: het onderzochte weefsel wordt op de foto’s als het ware in fijne schijfjes weergegeven. Op die manier biedt CT een goed beeld in de breedte en de diepte, en iets minder in de hoogte. De grootte en de juiste locatie van een letsel kan men hierop veel nauwkeuriger inschatten. Een nadeel is dat er zeer veel opnames gemaakt worden, en de stralingsdosis dus vrij groot is. CT is tegenwoordig het eerstekeuzeonderzoek. Het kan zeer snel uitgevoerd worden en uitsluitsel geven over hersenbloedingen en -infarcten. Er kunnen opnames gemaakt worden na toediening van contraststof, wat de beeldkwaliteit nog verhoogt. Ten slotte kan het gecombineerd worden met andere technieken zoals angiografie en isotopenonderzoek. Het is minder geschikt voor ruggenmergonderzoek.
MRI
De MRI (magnetic resonance imaging) maakt gebruik van een sterk magnetisch veld. Er komt dus geen straling aan te pas. Er worden beelden gevormd in 3 dimensies (hoogte, breedte en diepte): zo ontstaat een zeer nauwkeurig beeld en kan een letsel perfect gelokaliseerd worden. Het onderzoek is wel duur, tijdrovend en onaangenaam door het lawaai. Het aantal MRI-scanners in gebruik is ook beperkt, waardoor de beschikbaarheid lager is. MRI levert de beelden met de meest nauwkeurige details op. Het kan zowel gebruikt worden bij hersenonderzoek als bij onderzoek van de wervelzuil en het ruggenmerg. Bij dit laatste kan zelfs een longitudinaal beeld verkregen worden, waarbij we informatie krijgen over de hele lengte van de wervelkolom. Gecombineerd met een angiografie geeft dit zeer nauwkeurige beelden van de bloedvaten. Dit maakt het onderzoek zeer geschikt om een ingreep op een slagader tot in de details voor te bereiden. MRI kan niet worden uitgevoerd als er in het lichaam metaal aanwezig is, zoals bij een pacemaker, clips van vroegere ingrepen, metalen prothesen, e.d.
Angiografie
Met een angiografie worden beelden gemaakt van de slagaders en het hart na het inspuiten van een contrastvloeistof. Het geeft dus een nauwkeurig beeld van de bloedvaten met eventuele verbredingen en vernauwingen. Door het aanprikken en inspuiten van een product in de slagader is er een risico van 1% op een beroerte tijdens het onderzoek. Voor een angiografie is een opname in het ziekenhuis nodig. Het wordt vooral gebruikt voor onderzoek van de halsslagaders en hun vertakkingen in de hersenen, de slagaders van de wervelzuil en het ruggenmerg, en de aorta. Het is vooral nuttig voor het opsporen van afwijkingen aan de bloedvaten (vernauwingen en uitzettingen), bloedingen en tumoren.
Radio-isotopenonderzoek
Bij een radio-isotopenonderzoek wordt een radioactieve stof ingespoten. Die zal zich concentreren op plaatsen waar afwijkingen zijn, bijv. in een tumor. Omdat de contraststof zich over het hele lichaam verspreidt, levert een radio-isotopenonderzoek beelden van het hele lichaam op. Zo kunnen bijv. uitzaaiingen in beeld gebracht worden. Het radio-isotopenonderzoek is meestal een aanvulling op andere onderzoeken, als de diagnose niet helemaal duidelijk is en voor bijkomende informatie over bijv. tumoren en uitzaaiingen.