Wat is het?
Een zwakke urinestraal betekent dat de kracht van je urinestraal tijdens het plassen vermindert. Bij mannen is de oorzaak meestal een vergrote prostaat (door prostaatkanker of goedaardige prostaatvergroting), bij vrouwen doorgaans een verzakking (prolaps) van de baarmoeder en/of van de blaas. Andere mogelijke oorzaken zijn:
- vernauwing van de urinebuis (bv. na een kwetsuur of operatie);
- slecht functioneren van de blaasspier;
- slecht functioneren van de ringspier die de blaas afsluit, waarbij vaak een zenuw- of ruggenmergaandoening aan de basis ligt.
Hoe kun je het herkennen?
Je merkt dat je urinestraal minder krachtig is. Als man zal je dus minder ver kunnen plassen. Vaak is er ook nadruppelen. Het plassen zelf kan moeilijker zijn; zo kan het langer duren voor de plas begint. Meestal plas je ook meermaals kleine hoeveelheden. Soms is er plasdrang: je hebt dan het gevoel dringend te moeten plassen, terwijl er amper urine in de blaas zit. ’s Nachts moeten opstaan om te plassen komt dikwijls voor.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Je arts zal je buik onderzoeken om na te gaan of de blaas al dan niet vol is. Bij mannen onderzoekt hij de prostaat via de aars. Bij vermoeden van prostaatlijden gebeurt een bloedonderzoek met meting van de PSA; vrouwen ondergaan een gynaecologisch onderzoek. Bij een ernstig probleem word je doorverwezen naar de uroloog; het gebeurt dat vrouwen ook naar de gynaecoloog worden gestuurd.
De uroloog meet het resterende urinevolume. Met een echografie of katheter controleert hij na het plassen hoeveel urine er nog in de blaas zit. Normaal is dat minder dan 100 milliliter; vanaf 200 milliliter is verder onderzoek nodig. Bij een blaasinhoud van meer dan 400 ml wordt de blaas leeggemaakt m.b.v. een sonde. Daarnaast wordt de urineflow gemeten. Hiervoor plas je met een volle blaas in een speciaal toilet, dat de kracht van de straal meet tijdens de plas. Zo krijgt de arts een idee over de oorzaak van het probleem.
Bronnen