Wat is het?
Een tic is een plotse, korte beweging of geluid dat typisch niet-ritmisch en terugkerend is. De tic heeft geen specifiek doel en zorgt voor een ontlading. Tics worden onderverdeeld in: voorbijgaande tics, chronische tics en het syndroom van (Gilles de la) Tourette. Deze laatste twee groepen hebben waarschijnlijk dezelfde oorzaak en verschillen in de ernst van de tics. Om over chronische tics of het syndroom van Tourette te spreken, moeten de klachten ontstaan voor de leeftijd van 21 jaar.
Hoe vaak komt het voor?
Voorbijgaande tics komen vaak voor. Ze worden bij 6 tot 20% van de kinderen tussen 5 en 15 jaar gezien, het vaakst op de leeftijd van 8 jaar. Chronische tics komen voor bij 4% van de kinderen. Minder dan 1% van de totale bevolking kampt met het syndroom van Gilles de la Tourette. De tics kunnen beginnen tussen de leeftijd van 4 en 15 jaar, met een gemiddelde startleeftijd van 7 jaar. In zeldzame gevallen begint de stoornis al vroeger. De oorzaak van tic-stoornissen is niet volledig duidelijk, maar vermoedelijk zijn ze voor een groot deel genetisch bepaald, in combinatie met bepaalde omgevingsfactoren, zoals angst, emotionele stress en vermoeidheid.
Hoe kan je het herkennen?
Tics kunnen voorkomen over het hele lichaam, meestal in het hoofd en het bovenlichaam. Veel voorkomende tics zijn: schudden met het hoofd, knipogen, spiertrekkingen rond de mond, optrekken van de schouders, hoesten, snuiven en blaffen.
Soms treden er meer complexe tics op en zijn er plotse uitbarstingen van scheldwoorden: 30% van de mensen die lijden aan het syndroom van Gilles de la Tourette hebben hier last van.
Tics worden vaak voorafgegaan door dwangmatige gevoelens, die meestal erger worden door ze te onderdrukken. Deze dwang is belangrijk bij de diagnose van een tic-stoornis.
Tic-stoornissen gaan vaak gepaard met andere gedrags- of emotionele aandoeningen, zoals bijv. aandachtstoornissen, leerstoornissen, stotteren, paniekaanvallen, angsten, depressie, dwangstoornissen…
Hoe stelt de arts de aandoening vast?
Wanneer de tics langer dan twee maanden aanhouden, zal de huisarts doorverwijzen naar een kinderpsychiater of -neuroloog voor verder onderzoek a.h.v. vragenlijsten en observatie. Indien nodig kan de arts een behandeling opstarten.
Wat kan de arts doen?
Een kind met milde tics mag gedurende enkele maanden wachten op spontane verbetering. Mogelijk verdwijnt de tic volledig, maar deze kan ook overgaan in een andere tic. Het is in die periode vooral belangrijk om het kind, samen met de familie en de omgeving, gerust te stellen. Afhankelijk van de ernst en de duur van de tic-stoornis zal de arts het kind doorverwijzen naar de kinderpsychiater of -neuroloog.
Een behandeling is erop gericht de klachten te verlichten, zodat er geen verdere negatieve invloed is op het lichamelijk en emotioneel functioneren van het kind. Naast uitgebreide uitleg kan gedragstherapie nuttig zijn. Enkel als er geen beterschap optreedt, ondanks algemene adviezen en psychotherapie, is het nuttig dat een specialist medicatie opstart. De huisarts kan dan verder mee opvolgen.