Wat is het?
Diabetes of suikerziekte is een aandoening waarbij de verwerking van de suikers in het lichaam verstoord is. Dankzij een gezonde levenswijze, vaak gecombineerd met geneesmiddelen, zoals het inspuiten van insuline, kan een iemand met diabetes zijn bloedsuikergehalte min of meer stabiel houden. Soms loopt daarbij iets mis, bijvoorbeeld door een verhoogde inspanning of bij ziekte.
Wordt het bloedsuikerniveau te laag, dan spreken we van hypoglycemie. Een overmaat aan bloedsuiker noemen we hyperglycemie. Bij een ‘hypo’ moet je snel optreden. Hyperglycemie verloopt veel trager (uren tot zelfs dagen).
Wat stel je vast?
Het slachtoffer heeft:
- plotse stoornissen in het bewustzijn (duizeligheid, flauwte, zenuwachtigheid, tekenen die lijken op dronkenschap …);
- hoofdpijn;
- troebel of dubbel zicht;
- bleke huid;
- fel zweten;
- plotse honger;
- beven.
Aanbeveling
- Bel 112 als:
- het slachtoffer bewusteloos is of wordt;
- de toestand van het slachtoffer niet verbetert nadat je hem suikers hebt gegeven.
- Vraag of het slachtoffer aan suikerziekte lijdt.
- Verleen verdere eerste hulp:
- Voelt hij zich flauw, maar is hij goed bewust?
- Geef hem eerst snelle suikers, bijvoorbeeld een blikje frisdrank of enkele tabletten druivensuiker.
- Herhaal dit als hij zich na vijftien minuten nog altijd hetzelfde voelt.
- Voelt hij zich beter?
- Geef hem dan trage suikers, bijvoorbeeld een boterham of een wafel.
- Laat, indien mogelijk, het bloedsuikergehalte meten door het slachtoffer of een familielid.
- Voelt hij zich flauw, maar is hij goed bewust?
Meer informatie
Lees ook de gedetailleerde tips van het Rode Kruis.