Wat is het?
Epilepsie of vallende ziekte is een hersenaandoening met aanvallen. Bij twee of meer aanvallen in een jaar spreekt men van epilepsie. De eerste aanvallen beginnen vaak op de kinderleeftijd en bij jong volwassenen (rond de 20 jaar). Een epilepsieaanval wordt ook wel een insult, een convulsie of een toeval genoemd. Het ontstaat door een plotselinge, tijdelijke verstoring van het elektrisch evenwicht in de hersenen. Het is alsof er even een soort ‘kortsluiting’ in de hersenen is.
Sommige aanvallen beginnen in een bepaald hersengebied (focale of partiële aanvallen), terwijl anderen verspreid beginnen over beide hersenhelften (gegeneraliseerde aanvallen). Hierdoor verschillen de aanvallen per persoon. De een raakt bewusteloos, valt en gaat met armen en benen gaat schokken. De ander is ineens even niet aanspreekbaar, staart voor zich uit of laat iets uit zijn of haar handen vallen.
Wanneer iemand één epileptische aanval heeft gehad, betekent het nog niet dat het epilepsie heeft. Er zijn immers situaties die een epileptische aanval kunnen uitlokken zonder dat er sprake is van epilepsie, bv. hoge koorts, hersenbloeding en/of hersenschade door eender welke oorzaak (infectie, ongeval, …). Vaak wordt er ook geen oorzaak gevonden.
Hoe vaak komt het voor?
Epilepsie treft in Vlaanderen ongeveer 60.000 mensen, oftewel ongeveer 1 op 100 mensen. Naar schatting maakt 5% van de bevolking ooit in zijn leven een epileptische aanval door, niet al deze mensen ontwikkelen dus epilepsie.
Hoe kun je het herkennen?
Meestal zijn het toevallige omstanders of familieleden die melding maken van een aanval. Als je een epilepsieaanval voor het eerst ziet, kan dat zeer beangstigend zijn. Sommige aanvalsvormen zijn heel spectaculair, andere zijn eerder subtiel en vallen bijna niet op.
Een epileptische aanval kan zich uiten op verschillende manieren:
- volledige of gedeeltelijke stoornis van het bewustzijn. iemand kan 'weg zijn van de wereld'. Een typische vorm is de 'absence', waarbij men even (enkele seconden) staart met een blik die op oneindig staat. Omdat het zo kortstondig is, kan het heel lang duren eer de diagnose wordt gesteld;
- onwillekeurige (schokkerige, houterige, ritmische) bewegingen die men niet kan controleren;
- automatische handelingen zoals slikken, kauwen, trekken aan kledij of aan voorwerpen;
- plots krachtsverlies, bv. staan, en dan plots op de grond vallen, of plots en ongewild voorwerpen laten vallen;
- zintuiglijke ervaringen: iemand ruikt, hoort of ziet iets dat er niet is;
- spastische bewegingen: armen en benen buigen en strekken zich heel snel na elkaar;
- een 'tonisch-clonische aanval' of wat de meeste mensen kennen als een 'epileptische aanval': eerst verstijven de spieren (tonische fase). Ook de stembanden (eveneens spieren) trekken dan samen, waardoor iemand een schreeuw kan uiten. Nadien verliest men het bewustzijn. Daarna start de clonische fase, waarbij armen en benen ritmisch samentrekken. Na een paar minuten stopt de aanval. Ongecontroleerd plassen en stoelgangverlies zijn mogelijk. Het bewustzijn komt gestaag terug. Na een aanval voelt men zich moe, verward en wat duizelig.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Meestal ziet de arts de aanval niet met eigen ogen. Hij is dus aangewezen op de informatie die hij uit tweede hand krijgt. Bij vermoeden van epilepsie zal hij je altijd verwijzen naar het ziekenhuis voor een uitgebreid neurologisch onderzoek en eventueel het opstarten van een behandeling.
Wat kun je zelf doen?
Zorg voor een regelmatig leef-, eet- en slaappatroon met zo weinig mogelijk drukte. Sommige factoren zoals onvoldoende slaap, alcohol, stress en lichtflitsen kunnen een aanval uitlokken zonder er de oorzaak van te zijn.
Ben je getuige van een epileptische aanval, zorg er dan voor dat alle gevaarlijke voorwerpen uit zijn buurt zijn en de ademhalingswegen vrij zijn. Leg de persoon op zijn zij, maak spannende kledij los, steek niets in de mond of tussen de tanden. Probeer ook niet om de schokkende bewegingen tegen te houden.
Bij een eerste aanval of bij een veralgemeende aanval die langer dan 5 minuten duurt, bel je best onmiddellijk de spoeddiensten (112).
Probeer ook altijd nauwkeurig het verloop van de aanval te onthouden. Die informatie is van cruciaal belang voor een eerste diagnose.
Wat kan je arts doen?
Een juiste diagnose is uiterst belangrijk. De aanpak verschilt immers sterk naargelang er al of geen uitlokkende oorzaak wordt gevonden. Is die er wel, dan zal eerst die worden behandeld.
De onderhoudsbehandeling wordt door de specialist (neuroloog) opgestart. Hiermee tracht men het aantal aanvallen te beperken en zo mogelijk tot nul te herleiden. Men probeert de laagste doeltreffende dosis te vinden die de aanvallen controleert. Het opvolgen van de behandeling kan door de huisarts gebeuren. Hij zal niet alleen medicatie voorschrijven, maar ook de concentratie van die medicatie in je bloed bepalen, en indien nodig de dosis aanpassen.
Dankzij de moderne geneesmiddelen slaagt men erin 70% van de mensen met epilepsie aanvalsvrij te krijgen of toch zeker de ziekte goed onder controle te krijgen. Ongeveer 30% heeft verschillende geneesmiddelen nodig.
In geval van ernstige epilepsie kan epilepsiechirurgie overwogen worden. Dit is een ingreep waarbij men de zone in de hersenen die verantwoordelijk is voor de epilepsie verwijdert.
De neuroloog beslist ook of je al dan niet met de auto mag rijden. Hij doet ook de opvolging in geval van zwangerschap.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/epilepsie
https://www.epilepsieliga.be