Wat is het?
Zelfdoding (zelfmoord, suïcide) en pogingen tot zelfdoding vormen een frequent probleem in onze samenleving. In meer dan 90% van de gevallen heeft de persoon een voorgeschiedenis van psychische problemen, meestal stemmingsstoornissen of middelenmisbruik (alcohol, drugs, geneesmiddelen). Het gaat zelden om een plotse bevlieging.
Vaak is zelfdoding het eindpunt van een lang proces, een levenslange opstapeling van risicofactoren, een gebrek aan bescherming en de aanwezigheid van uitlokkende factoren. Dit toont het belang aan van het onderkennen van de risicogroepen en –factoren voor zelfdoding, en van het vroegtijdig ingrijpen om een evolutie naar zelfdoding te voorkomen.
Sommigen verkiezen om de term zelfmoord niet meer te gebruiken, omdat het aan een misdaad doet denken, wat hier duidelijk niet het geval is. Daarom wordt de term zelfdoding voorgesteld. In deze richtlijn gebruiken we beide termen, omdat de bestaande hulpdiensten dit ook nog steeds doen. Ook op de websites waarnaar we verwijzen worden beide termen gebruikt.
In de kindertijd komen suïcidegedachten, pogingen tot en geslaagde zelfdoding zelden voor. In de adolescentie neemt hun aantal toe. Een eerdere suïcidepoging is de belangrijkste risicofactor voor een nieuwe poging of geslaagde zelfdoding: een op drie heeft vroeger al een poging ondernomen. Ongeveer 60% van de adolescenten die suïcide plegen, had vooraf met iemand over de zelfmoordgedachten gesproken, meestal alleen leeftijdsgenoten.
In meer dan 90% van de gevallen gaan psychiatrische stoornissen vooraf aan de zelfdoding; in ten minste de helft gaat het om stemmingsstoornissen (vooral depressie), en ongeveer een vierde vertoont ernstig middelenmisbruik (verslaving). De meest voorkomende aanleiding tot (poging tot) zelfdoding zijn een relatiebreuk of ruzie met een naaste.
Hoe kun je het herkennen?
De meeste mensen die aan zelfdoding denken, zijn somber (depressief), angstig, wanhopig, verward en zoeken een uitweg. Ze zijn overmand door deze gevoelens, en slagen er vaak niet meer in om hun gedachten te ordenen en naar oplossingen te zoeken. De situatie lijkt voor hen uitzichtloos.
Suïcidaal gedrag in de adolescentie houdt vaak verband met psychosociale problemen, zoals ruzies, rouw en teleurstelling. Stemmingsstoornissen, ernstig middelenmisbruik en antisociaal gedrag (vooral bij mannen) komen vaak voor.
Hoe stellen de arts en de omgeving een suïciderisico vast?
Uit het leven willen stappen is geen ziekte. Je kunt een suïciderisico niet vaststellen met een lichamelijk of technisch onderzoek. De sleutel ligt in het begrijpen van de persoonlijke psychosociale en fysieke toestand van de persoon met zelfmoordgedachten. Als je vermoedens hebt in die richting, kan het nuttig zijn om nadrukkelijk bij de persoon te informeren naar concrete plannen of eventuele voorbereidingen. Soms zal hij alles staalhard ontkennen, soms zal hij maar al te graag ingaan op je vragen.
Als je bij een persoon meerdere alarmsignalen opmerkt gedurende langere tijd, kan dit betekenen dat hij hulp nodig heeft. Volgende signalen kunnen erop wijzen dat iemand het moeilijk heeft:
- verandering in gedrag;
- verandering in emoties;
- zich terugtrekken;
- zeggen dat het niet goed gaat.
Van de mensen die zelfmoord plegen, zoekt 40 tot 60% (medische) hulp in de laatste maand van hun leven, en 18% zelfs nog de laatste dag. Slechts heel weinig van hen communiceren echter vooraf over hun suïcidale intentie.
Wat kun je zelf doen?
Blijf niet lopen met gevoelens van hopeloosheid, schuld of schaamte die leiden tot zelfmoordgedachten. Durf naar een professionele hulpverlener te stappen die je verder kan begeleiden.
Met problemen rond zelfdoding kun je terecht bij een aantal organisaties. Je kunt er informatie vinden, maar ook bellen, e-mailen of chatten:
- De Zelfmoordlijn: tel.nr. 1813 of https://www.zelfmoord1813.be/
- Tele-onthaal: tel.nr. 106 of https://www.tele-onthaal.be/
- Jongerentelefoon: tel.nr. 102 of https://awel.be/
Wees je ervan bewust dat je door bijv. een depressie de dingen automatisch heel donker ziet en dat je constructief oplossend denkvermogen vermindert. Met een gepaste behandeling kun je de zaken na een paar weken helemaal anders zien.
Lukt het echt niet om je gevoelens met iemand te bespreken, probeer ze dan neer te schrijven. Wat je hebt opgeschreven, kun je dan laten lezen, eventueel door je huisarts.
Als je radeloos bent en geen uitweg meer ziet, zijn alcohol of drugs echt geen goed idee. Die middelen lijken je te helpen om te ontspannen, maar maken de somberheid, paniek of hopeloosheid net erger. Alcohol en drugs geven je een roes die aanleiding kan zijn tot verlies van controle, zodat je niet meer goed kunt beoordelen of je de juiste beslissing neemt.
Wat kan je arts doen?
Je huisarts zal de problemen met jou bespreken, duidelijke afspraken maken en een begeleiding plannen. Hij zal toestemming vragen om je familie erbij te betrekken, en je vragen te beloven om geen pogingen te ondernemen tijdens de begeleiding. Er wordt contact gelegd met een psychologische dienst waar je snel terechtkunt. Samen ga je op zoek naar de beste oplossing voor jou.
Er bestaat een breed aanbod aan hulpmogelijkheden. Zo zijn er de door de overheid gesubsidieerde Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG's) en de Dienst Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (DAGG's). Je kunt ook een beroep doen op zelfstandige psychologen, maar dat is vrij duur.
Soms wordt een antidepressivum voorgeschreven. Als je eerder al eens een suïcidepoging hebt ondernomen, of als je arts denkt dat je dat zeer binnenkort zult doen, dan zal hij een opname in een psychiatrische dienst voorstellen.