Wat is het?
De meeste ouderen willen liefst zo lang mogelijk in hun huis en hun vertrouwde omgeving blijven wonen. Zolang ze geen te grote gezondheidsproblemen hebben, is dat redelijk goed te organiseren. Met een goed zorgplan, duidelijke afspraken met alle hulpverleners en efficiënt teamwork kom je meestal al een heel eind. Moeilijker wordt het wanneer de oudere dement wordt of is, zeker als hij/zij alleen woont. Mensen met dementie thuis verzorgen stelt dikwijls bijzondere eisen aan alle zorgverleners. De demente bejaarde kan vaak niet meer alleen blijven, zodat de professionele hulp moet uitbreiden met een netwerk van mantelzorg. Onder mantelzorg verstaan we elke vorm van niet-professionele zorg door familie, buren, vrienden en vrijwilligers. Hun activiteiten kunnen een brede waaier vormen, van gezelschap tot huishoudelijke hulp, van transport tot inslapende oppas. Het is belangrijk om de hulp van de verschillende zorgverleners en mantelzorgers goed op elkaar af te stemmen.
Hoe vaak komt het voor?
Dementie is geen normaal onderdeel van het ouder worden, denk maar aan jongdementie, maar het voorkomen ervan neemt toe met de leeftijd. 5-7% van de zestigers heeft dementie. Bij mensen boven de 85 jaar loopt dat aantal op tot 20%.
Hoe kun je het herkennen?
Er bestaan verschillende types dementie. De voornaamste twee zijn vasculaire dementie en alzheimerdementie. Bij vasculaire dementie ligt een afwijking van de bloedvoorziening van de hersenen aan de basis, bij alzheimerdementie is een hersenaandoening de oorzaak. Het is niet altijd makkelijk om de verschillende types uit elkaar te houden. Mogelijke beginnende tekenen van dementie, onafhankelijk van de oorzaak, zijn:
- geheugenstoornissen;
- apathie;
- gewichtsverlies;
- moeite om te stappen;
- onverklaarde lichamelijke klachten.
Soms heeft een verpleeg- of zorgkundige als eerste een vermoeden van beginnende dementie. Dit wordt best gemeld aan de huisarts of de mantelzorgers.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Ouderen worden niet standaard getest op dementie. Er wordt eerder afgegaan op vragen of klachten die in die richting kunnen wijzen. Het is belangrijk voor de arts om te weten of de persoon zelf aan dementie denkt of zich afvraagt of er dementie in het spel is. De diagnose wordt vooral gesteld op basis van patroonherkenning eerder dan op technische tests.
Om de klachten beter in kaart te brengen, worden speciale vragenlijsten gebruikt. De meest gebruikte is de Mini-Mental State Examination (MMSE). Als er bij een afwijkende test geen gevolgen zijn voor het dagelijks functioneren, wordt er afgewacht en wordt de test na een zekere tijd herhaald. Deze tests worden ook gebruikt om het ziektebeeld op te volgen.
Naast dementie bestaat ‘milde cognitieve achteruitgang’: de mentale en intellectuele functies gaan achteruit, zoals het geheugen, zonder dat er sprake is van dementie. De kans op dementie is dan wel iets hoger.
Eens de diagnose van dementie is gesteld, zal de arts de nodige onderzoeken plannen om de oorzaak te achterhalen. Dat kan een bloedonderzoek zijn, een CT-scan of een MRI van de hersenen, een onderzoek van de bloedvaten, een neurologisch onderzoek, … Hierdoor kan een arts vaststellen of er sprake is van een specifiek subtype van dementie.
Moeilijk hanteerbaar gedrag moet in kaart gebracht worden door een hulpverlener met verstand van dementie (referentiepersoon dementie). In de thuissituatie wordt gekeken naar het dagelijks functioneren.
Een psychiater of geriater screent mensen met dementie ook best op depressie, omdat deze twee aandoeningen vaak samen voorkomen (20-30%) en elkaar kunnen versterken.
De wet op de patiëntenrechten houdt in dat de arts moet aftoetsen of de patiënt de diagnose van dementie wil kennen. De arts is verplicht de diagnose 'dementie' mee te delen aan deze persoon, tenzij hij/zij duidelijk het verzoek formuleert 'het niet te willen weten'.
Wat kunnen zorgverleners en mantelzorgers doen?
Zorg voor een demente oudere thuis is altijd teamwork. Daarom vindt een teamvergadering plaats, best bij de oudere thuis, om een zorgplan op te stellen. Alle professionele zorgverleners en mantelzorgers worden hierbij uitgenodigd. Het is belangrijk om bij de zorg voor een persoon met dementie een verantwoordelijke aan te wijzen die de coördinatie en evaluatie van de zorg op zich neemt. Dit kan een verpleegkundige of sociaal werker zijn, of een betrokken persoon met de juiste competenties.
Tijdens de teamvergadering wordt een individueel zorgplan opgesteld in overleg met alle betrokken partijen, inclusief de patiënt. Daarin worden alle afspraken genoteerd. Er wordt ook een evaluatiemoment afgesproken. Als de demente persoon niet meer in staat wordt geacht om zelf beslissingen te nemen, wordt een contractuele vertegenwoordiger aangeduid.
Naast de thuiszorg bestaan er verschillende professionele zorgmogelijkheden, zonder over te gaan tot opname in een rust- en verzorgingstehuis. De oudere kan overdag in een dagopvang verblijven, gedurende één of meerdere hele of halve dagen per week. Er kan beroep gedaan worden op kortverblijf in een rustoord, zodat de mantelzorgers ook vakantie kunnen nemen. Er bestaan diensten voor intensieve revalidatie. In al deze diensten werken ervaren zorgverleners, die de mensen zo veel mogelijk stimuleren en activeren, en de dagelijkse verzorgingsactiviteiten en zelfstandigheid onderhouden. Ook is er aandacht voor psychologische aspecten, om angst en depressie te verminderen en te voorkomen. Als deze zorg vroegtijdig kan worden toegepast, vergroot dit de levenskwaliteit van patiënt.
Soms wordt medicatie opgestart.
De arts en de zorgverleners zullen ook aandacht besteden aan de mantelzorgers, door regelmatige evaluatie van behoeftes en noden, lotgenotencontacten en het aanleren van methodes om met bepaalde situaties om te gaan. Uiteraard wordt de mantelzorger betrokken in het nemen van beslissingen.