Wat is het?
Sommige mensen hebben drie keer per dag ontlasting, anderen drie keer per week. Als je regelmatig meer dan drie dagen geen ontlasting hebt of minder vaak en met meer moeite, dan spreken we van verstopping of obstipatie. Omdat de stoelgang te lang in de dikke darm blijft zitten, wordt hij harder en droger.
Obstipatie kent vele oorzaken. Je levensstijl, bvb. gebrek aan beweging, dieet met weinig vezels, onvoldoende vochtinname en het niet naar het toilet gaan als je aandrang voelt (werk, school), kan aan de basis liggen. Ook geneesmiddelen zoals ijzerpreparaten, opioïden (verdovende pijnstillers), maagzuurremmers, sommige antidepressiva, middelen tegen urine-incontinentie en de ziekte van Parkinson kunnen obstipatie veroorzaken. Eigenaardig genoeg kunnen ook laxeermiddelen een oorzaak zijn. De darm is dan zodanig gewoon aan het laxeermiddel dat het zonder niet meer lukt.
Meestal is er geen lichamelijke oorzaak te vinden. Soms ontstaat verstopping door een te trage werking van de schildklier, door diabetes, de ziekte van Parkinson, depressie of een tumor in de dikke darm. Ook afwijkingen van de darmwand zoals divertikels (zakvormige uitstulpingen op de darm) kunnen obstipatie veroorzaken. Ten slotte zijn er ook nog functionele oorzaken die aanleiding geven tot een te snelle of te trage doorgang van de stoelgang doorheen de darm, zoals bij het prikkelbaredarmsyndroom of een te trage transittijd.
Hoe vaak komt het voor?
Jaarlijks ziet de huisarts ongeveer 6 mannen en 11 vrouwen met obstipatie per 1000 patiëntencontacten. Het probleem wordt vermoedelijk wel nog ernstig onderschat. Ongeveer tien tot dertig procent van de algemene bevolking ervaart op enig moment klachten van obstipatie. Jonge kinderen en (immobiele) ouderen hebben vaker last van obstipatie.
Hoe kun je het herkennen?
Obstipatie is een probleem waarvan je meestal al een lange tijd last hebt. Als de enige klacht moeilijk naar toilet kunnen gaan is en er geen andere klachten aanwezig zijn, mag je vrij gerust zijn dat er geen ziekte aan de basis ligt.
Als er daarentegen op korte tijd een verandering optreedt van het stoelgangpatroon en als de stoelgang abnormaal wordt (bvb. regelmatig diarree, aanwezigheid van bloed in de stoelgang, pijn bij ontlasting…), dan moet er gezocht worden naar mogelijke onderliggende aandoeningen.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Je arts zal in de eerste plaats proberen een onderscheid te maken tussen een banale obstipatie en een obstipatie die wordt veroorzaakt door een onderliggende ziekte. Hij zal je vragen stellen over je stoelgangspatroon, je eet- en bewegingsgewoonten en je (familiale) voorgeschiedenis. Vervolgens zal hij je buik onderzoeken en, indien nodig, een rectaal onderzoek uitvoeren. Indien nodig zal hij bijkomende onderzoeken aanvragen zoals een radiografie (röntgenfoto) van de buik of een colonoscopie.
Wat kun je zelf doen?
Eten en drinken
Drink ten minste 1,5 tot 2 liter per dag.Gezonde voeding is belangrijk.
Eet gezond, dan krijg je voldoende vezels binnen. Vezels houden vocht vast in de darm, en stimuleren de darmwerking. Je krijgt dan meer en zachtere ontlasting.
Vezels zitten vooral in volkoren- en roggebrood, aardappelen, volkoren pasta, zilvervliesrijst, peulvruchten (bonen, erwten, linzen), groenten (ook rauwe groenten), fruit, volkorenbiscuit, muesli(repen) en rijstwafels. 30 gram vezels per dag is voldoende. In vlees, ei, kaas en andere melkproducten zitten geen voedingsvezels.
Beweging
Zorg ervoor dat je iedere dag ten minste een halfuur matig tot intensief beweegt. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier mag ook. Ga bijvoorbeeld wandelen, lopen, fietsen, zwemmen of tuinieren. Dit zet de darmen in beweging waardoor de ontlasting beter op gang komt.
Toiletgang
Ga naar het toilet van zodra je aandrang voelt. Stel dit niet uit, ook al heb je het druk. Als je de aandrang steeds negeert, dan voel je de aandrang op de duur minder goed. De stoelgang blijft dan langer in je darmen en wordt droger en harder. Dit veroorzaakt verstopping. Een vast ontlastingsmoment invoeren (bijvoorbeeld elke ochtend na het ontbijt) om je darmen te trainen kan ook helpen.
Wat kan je arts doen?
Behandeling is alleen nodig als de obstipatie klachten veroorzaakt.
Bij een tijdelijke obstipatie zal je arts laxeermiddelen voorschrijven. Deze mogen slechts tijdelijk gebruikt worden. Soms verlicht een minilavement ernstige obstipatie.
Bij chronische obstipatie zal je arts het belang van je levensstijl benadrukken. Hij zal de geneesmiddelen die obstipatie veroorzaken staken of de dosering ervan verminderen. Hij zal tevens bepaalde laxeermiddelen stopzetten, omdat deze bij chronisch, langdurig gebruik de werking van de darm verminderen. In dat geval lukt het niet meer om nog te ontlasten zonder laxeermiddel.
Er bestaan verschillende soorten laxeermiddelen:
- vloeibare paraffine verweekt de stoelgang.
- zwelmiddelen en osmotische laxativa (vooral lactulose en macrogol) doen de hoeveelheid stoelgang toenemen door een verhoging van het watergehalte van de stoelgang. De ontlasting wordt dunner en zachter en de darmen gaan beter 'kneden'. Deze middelen moeten vaak een paar maanden gebruikt worden en ze maken de darm niet 'lui'.
- bij mensen met hoge bloeddruk of een hartaandoening is Forlax® wellicht te verkiezen, omdat het als enige middel geen zout bevat.
- rectale laxeermiddelen worden toegediend onder de vorm van suppo’s (Glycerine®) of lavementjes (Fleet®, Microlax®).
- medicijnen op basis van linaclotide of prucalopride kunnen bij aanslepende klachten van het prikkelbaredarmsyndroom geprobeerd worden.
Zijn er problemen met het ontlastingsproces, kan biofeedbacktraining helpen. Hiervoor kun je bij een kinesitherapeut terecht. Hij zal je leren hoe je de signalen van je lichaam kunt herkennen, interpreteren en er correct op reageren. Zo leer je het onderscheid te maken tussen echte en valse stoelgangsnood.
Meer weten?
- https://www.thuisarts.nl/verstopping/ik-heb-last-van-verstopping
- https://www.thuisarts.nl/verstopping/ik-wil-vezelrijke-voeding-eten