Wat is het?
Pijn is een complex fenomeen. Het wordt beschreven als ‘een onaangename sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselschade of die in die termen wordt beschreven’. Pijn heeft een multidimensioneel karakter: niet alleen lichamelijke aspecten spelen een rol, maar ook emotionele, relationele, spirituele en cognitieve. Verschillende mensen ervaren pijn op een verschillende manier.
We onderscheiden acute en chronische pijn. Acute pijn ontstaat plots, is kortstondig en meestal op korte termijn op te lossen. Een voorbeeld is plotse hoofdpijn die verdwijnt na inname van een tablet paracetamol. Onder chronische pijn verstaan we pijn die langer dan 12 weken aanwezig is, ongeacht de onderliggende oorzaak. Pijn is ofwel neuropathisch ofwel nociceptief. Neuropatische pijn wordt veroorzaakt door zenuwschade, hetzij aan de zenuwvezels (perifere zenuwschade), hetzij aan de hersenen of het ruggenmerg (centrale zenuwschade). Nociceptieve pijn ontstaat door weefselbeschadiging, waarbij het zenuwstelsel nog intact is. Pijn kan ook gemengd zijn, met zowel zenuw- als weefselschade. Het complexe karakter van chronische pijn vraagt ook een complexe en vooral multidisciplinaire aanpak.
Deze richtlijn gaat enkel over de 2 hogervermelde soorten chronische pijn. Ze gaat niet over chronische pijn bij kinderen, kankerpatiënten, palliatieve patiënten en mensen met een verhoogde gevoeligheid en reactiviteit op normale prikkels, zoals bij fibromyalgie. Daar is een specifieke aanpak voor nodig.
Hoe vaak komt het voor?
Een juiste schatting is moeilijk te maken, omdat niet iedereen met chronische pijn ook naar een zorgverlener gaat. Tot 18% van alle volwassenen zou lijden aan een of andere vorm van matige tot ernstige chronische pijn.
Hoe kun je het herkennen?
Als dezelfde pijn langer dan 12 weken duurt, heb je een vorm van chronische pijn. Neuropathische pijn heeft meestal heel specifieke kenmerken:
- brandende pijn of pijnscheuten;
- pijn uitgelokt door een prikkel die normaal geen pijn veroorzaakt, zoals gewoon aanraken of krabben;
- overdreven reactie op een pijnprikkel;
- onvoorspelbare pijn;
- stoornissen van de gevoeligheid;
- huidafwijkingen.
Een typisch voorbeeld van neuropathische pijn is ischias, pijn in het been veroorzaakt door het afklemmen van een zenuwwortel in de rug.
Nociceptieve pijn is dikwijls meer continu eb zeurend van aard. Voorbeelden zijn de pijn bij artrose, lagerugpijn of spierpijn.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Het is voor de arts zeer belangrijk om het juiste type pijn vast te stellen. De behandeling hangt immers daarvan af. Hij probeert ook een beeld te krijgen van de invloed van het pijnprobleem op het leven van de patiënt. Daarvoor is een individuele benadering noodzakelijk. Natuurlijk moet de arts ook uitsluiten dat er iets ernstigs aan de hand is.
Vooraf zal de arts een uitgebreide ondervraging doen:
- Is de pijn zeurend, brandend, schietend, continu of onderbroken?
- Wanneer treedt de pijn op?
- Wat is de invloed van de pijn op het werk, de relatie, het humeur, …?
- Wat is de intensiteit van de pijn?
Daarna spreekt de arts met de patiënt af om een aantal bijkomende onderzoeken te doen. Dat kunnen CT-scans zijn, zenuwtests, bloedonderzoeken, psychologische evaluatie, enz. Meestal is het dus een multidisciplinaire benadering. Omdat het zinloos is om dezelfde onderzoeken alsmaar te herhalen als er niets concreet gevonden wordt, bespreekt de arts met de patiënt hoe ver er wordt gegaan.
Veel ziekenhuizen beschikken tegenwoordig over een pijnkliniek, waar de patiënt van bij de start door een team wordt onderzocht. Soms is de diagnose niet duidelijk. Dan kan de arts beslissen om bij wijze van proef een behandeling in te stellen. De reactie op deze behandeling kan ook bijdragen tot de diagnose.
Wat kun je zelf doen?
Chronische pijn kan zeer beperkend zijn. De persoon riskeert om alle activiteiten te laten vallen, waardoor de fysieke conditie, het waardegevoel en sociaal leven enorm kan achteruitgaan. Daarom wordt een gezonde levensstijl en voldoende fysieke activiteit aangeraden:
- Eet gezond en let op je gewicht.
- Beweeg zoveel mogelijk binnen de pijngrenzen.
- Doe eventueel beroep op een kinesist om een oefenschema op te stellen, of doe mee met een groepsactiviteit.
- Probeer aan het werk te blijven.
- Raadpleeg eventueel een psychotherapeut, die je kan helpen om de pijn beter te accepteren.
In de media wordt veel reclame gemaakt voor allerlei behandelingen met apparaten en pijnmedicatie. Sommige zijn ok, andere zijn nutteloos en duur, en af en toe ronduit gevaarlijk. Spreek erover met je arts voor je je daartoe laat verleiden.
Wat kan je arts doen?
In samenspraak met de andere zorgverleners stelt de arts een individueel behandelingsplan op maat op en bespreekt dit met de patiënt. Hierin wordt het doel van de behandeling besproken. De pijn helemaal laten verdwijnen is vaak geen realistisch doel, maar kunnen werken met een aanvaardbare hoeveelheid pijn bijvoorbeeld wel. De arts vraagt de persoon om de resultaten te noteren in een pijndagboek, en dit telkens mee te brengen naar de raadpleging.
Meestal wordt gestart met 1 geneesmiddel in stijgende dosis. Als dat onvoldoende helpt, wordt een tweede middel aan de behandeling toegevoegd, eveneens in stijgende dosis. Is ook dat onvoldoende, dan wordt overgeschakeld op sterkere middelen. Bij de aanpak van neuropathische en nociceptieve pijn worden verschillende soorten geneesmiddelen gebruikt.
- Bij nociceptieve pijn wordt gestart met paracetamol in een dosis van 1 tot 4 gram per dag. Zo nodig wordt een ontstekingsremmer toegevoegd, zoals ibuprofen, diclofenac of naproxen. Is de pijn hiermee niet onder controle, dan worden opioïden voorgeschreven. Dit zijn middelen die afgeleid zijn van morfine. Er bestaan zwakke en sterke, snelle en trage, en kort en lang werkende soorten. In principe wordt steeds gestart met een zwak, snel en kortwerkend product. De sterkte en de dosis kan geleidelijk worden opgedreven. Bij een goed resultaat wordt de behandeling verdergezet. Bij onvoldoende effect wordt de inname van het geneesmiddel gestaakt. De arts wil zeker niet dat een patiënt verslaafd wordt aan een middel dat niet helpt. Bovendien nemen ook de bijwerkingen, zoals misselijkheid en constipatie, toe met toenemende sterkte en hogere dosissen.
- Bij neuropathische pijn worden geneesmiddelen gebruikt die inwerken op het zenuwstelsel. Opioïden zijn hier van geen nut. Daarnaast kunnen nog andere behandelingsvormen worden geprobeerd:
- een programma voor fysieke oefentherapie, alleen of in groep, dat eventueel gecombineerd wordt met relaxatie en manuele therapie;
- Transcutane Elektrische Zenuwstimulatie (TENS), dit is stimulatie van de zenuwuiteinden in de buurt van de pijnzone;
- Low Level Laser Therapy (LLLT), wat soms helpt bij personen met lagerugpijn;
- cognitieve gedragstherapie om beter te leren omgaan met het chronisch pijnprobleem.
Meer weten?
http://tlichtpuntje.be/home/vlaamse-pijnliga/