Wat is het?
Een longembolie of -embool is een bloedklonter die vastzit in een bloedvat van de longen. Die klonter of trombus verhindert de bloedtoevoer naar de longen.
Bij de meeste mensen ontstaan bloedklonters elders in het lichaam, vaak in dij of kuit. Dan spreken we van een diepveneuze trombose (DVT).
Onder druk van de bloedstroom kan een klonter, of een stuk ervan, loskomen en zich via de bloedbaan naar het hart begeven. Van daaruit kan die een longslagader verstoppen, en in het slechtste geval ervoor zorgen dat een deel van de long afsterft. Naarmate de druk op het hart stijgt, stijgt ook het risico op een fatale afloop.
Longembolie komt vooral voor bij mensen met risicofactoren zoals een vroegere trombose, overgewicht, ernstige infectie, hartfalen, pilgebruik of gebruik van hormonen tijdens de menopauze, zwangerschap, roken, langdurige immobilisatie zoals bij gipsverband, recente heelkundige ingreep, kanker en erfelijke stollingsstoornissen.
Hoe vaak komt het voor?
Jaarlijks komen 0,5 à 1 gevallen van longembolie voor per 1.000 mensen.
Hoe kun je het herkennen?
De klachten bij longembool kunnen weinig uitgesproken zijn. Het ziektebeeld hangt af van het aantal en de grootte van de klonters. Klachten zijn doorgaans kortademigheid, duizeligheid, hoesten, snelle hartslag en/of pijn op de borst. Soms hoest je roos, bloederig slijm op.
Bij een bloedklonter in het been kun je last hebben van pijn en zwelling. Meestal zit er ook vocht in je been, zodat je er putjes in kunt drukken (oedeem). Je been ziet er dikwijls dan ook wat glanzend uit en voelt soms warmer aan.
In ernstige gevallen kunnen andere klachten optreden: zeer snel ademhalen, flauwvallen of blauw verkleuren van lippen en vingers.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Op basis van je voorgeschiedenis (kanker of vroeger doorgemaakte embolie) en de aanwezigheid van bepaalde symptomen (gezwollen been, hartslag van meer dan 100 per minuut) maakt de arts een inschatting van je risico op een longembolie.
Meestal is een embolie afkomstig uit het been. Daarom kan soms eerst een echografie van het been gemaakt worden om na te gaan of er sprake is van klontervorming. Is dat het geval, dan volgt meestal ook een CT-scan van de borstkas.
Is er geen klontervorming in het been, dan nog zijn verdere onderzoeken nodig (CT-scan of isotopenscan).
Bij laag of matig risico wordt een bloedonderzoek verricht. Zijn de resultaten goed, dan zijn geen verdere onderzoeken nodig en kun je dus gerust zijn. Zijn ze niet goed, dan worden bovenstaande onderzoeken alsnog uitgevoerd.
In sommige gevallen kunnen ook een gewone longfoto en ECG van het hart afwijkend zijn.
Wat kun je zelf doen?
Vermijd langdurig stilzitten of staan. Als dat echter nodig is voor je werk, probeer dan elke 20 minuten even recht te staan en rond te lopen.
Zelfs bij ziekte moet je trachten een minimum aan beweging te hebben:
- bij gipsimmobilisatie kun je bvb. regelmatig van houding veranderen en alle spieren bewegen die dat wel nog kunnen.
- bij lange vliegtuigreizen kan voor vertrek een bloedverdunner zinvol zijn; vraag hiervoor advies aan je arts. Sta regelmatig recht tijdens de vliegreis;
- bij een verre auto- of busreis las je best om de 2 uur een korte stop in en loop je even rond.
Heb je spataders of had je vroeger al eens een trombose in je been, dan kun je elastische kousen dragen om het risico op trombose te verminderen.
Heb je risicofactoren, dan vermijd best de pil. Bespreek met je arts welke anticonceptie voor jou de beste is. Ook hormonen in de menopauze zijn dan af te raden.
Ten slotte is het ook belangrijk om wat te vermageren als je overgewicht hebt.
Wat kan je arts doen?
Vermoedt de arts een longembolie, dan verwijst hij je dringend door naar het ziekenhuis. Omwille van de mogelijk ernstige gevolgen, start men er de behandeling met bloedverdunners al op nog voor de diagnose vaststaat. Op die manier worden bestaande klonters opgelost, en voorkomt men de vorming van nieuwe klonters.
Eens de diagnose met zekerheid is gesteld, wordt de behandeling definitief gestart: hetzij verwijdering van de klonter via medicijnen (trombolyse) of via een ingreep, hetzij verdere oppuntstelling van de bloedverdunners. De bloedverdunners worden in spuitjes opgestart, en gelijktijdig worden ook bloedverdunners in pilvorm gegeven.
Regelmatige bloedcontroles zijn nodig om de juiste dosis te kennen, tenzij je de nieuwere bloedverdunners krijgt.
Ook na ontslag uit het ziekenhuis zul je regelmatig op controle moeten bij je huisarts. Bij de oudere generatie bloedverdunners wordt om de 3 à 4 weken bloed geprikt; bij de nieuwe generatie zijn deze controles niet nodig en blijft de dosis in principe dezelfde. De behandeling duurt 6 maanden of langer.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/longembolie
https://www.thuisarts.nl/trombosebeen
Bronnen
www.ebpnet.be
www.uzleuven.be
NHG Diepe veneuze trombose en longembolie