Wat is het?
Maagkanker is een kwaardaardig proces dat gepaard gaat met de vorming van een tumor, meestal ter hoogte van het maagslijmvlies.
De oorzaak is niet volledig duidelijk, maar omgevingsfactoren zouden een grote rol spelen.
De bacterie Helicobacter Pylori, die een chronische ontsteking van het maagslijmvlies kan veroorzaken, is de belangrijkste risicofactor. Deze bacterie komt frequent voor, maar is gelukkig eenvoudig te behandelen met een combinatie van 2 of 3 soorten antibiotica. Ze leidt dan ook zelden tot kanker.
Daarnaast zijn het frequent eten van zeer gezouten en gerookte voedingswaren (barbecue), erfelijkheid (3-5% van alle maagkankers), gedeeltelijke maagverwijdering, roken, overmatig alcoholgebruik en beroepsmatige blootstelling aan bepaalde uitwasemingen geassocieerd met een verhoogd risico op maagkanker.
Hoe vaak komt het voor?
Het aantal nieuwe gevallen van maagkanker daalt wereldwijd sinds enkele jaren. Jaarlijks krijgen ongeveer 1.400 personen in België de diagnose van maagkanker. De meerderheid zijn mannen van gemiddeld 70 jaar.
Maagkanker is verantwoordelijk voor ongeveer 3% van alle kankerdoden. De overlevingskans is laag, maar hoger in België dan in de meeste Europese landen, met 30% van de patiënten die na 5 jaar nog in leven zijn.
Wereldwijd is maagkanker de vierde meest voorkomende kanker en de tweede meest voorkomende oorzaak van sterfte door kanker.
In 2007 waren er naar schatting 1 miljoen nieuwe gevallen, waarvan 70% in ontwikkelingslanden. Er waren ongeveer 800.000 doden.
Hoe kun je het herkennen?
In het beginstadium veroorzaken de meeste maagtumoren geen klachten.
Pas later ontstaan symptomen zoals last ter hoogte van de maagstreek (pijn, zuur of een ongemakkelijk gevoel), misselijkheid en braken, het gevoel snel verzadigd te zijn bij een maaltijd, moeilijke passage van voedsel bij slikken (dysfagie) en onverklaarbaar gewichtsverlies.
Bloedarmoede kan ontstaan doordat de tumor gaat bloeden. Hierdoor kun je soms pikzwarte stoelgang (melena) opmerken of kleine beetjes bloed opbraken.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Je arts kan op basis van de klachten een maagtumor vermoeden, maar om de diagnose te bevestigen is steeds verder nazicht door een maagdarmspecialist nodig.
Die zal een kijkonderzoek van de maag (gastroscopie) uitvoeren en een stukje weefsel uit de tumor wegnemen voor microscopisch onderzoek (biopsie).
Met echografie en CT-scan worden eventuele uitzaaiingen opgespoord.
Een bloedonderzoek kan bloedarmoede aantonen.
Wat kun je zelf doen?
Zorg voor een gezonde levensstijl en een evenwichtige voeding met voldoende groenten en fruit. Eet niet te veel gezouten en gerookt vlees. Rook niet.
De symptomen van maagkanker kunnen ook bij andere aandoeningen voorkomen, bijvoorbeeld bij een maagzweer en maagontsteking. Als een behandeling met maagzuurremmers niet helpt binnen de 4 weken, is het beter om een kijkonderzoek van de maag te laten doen.
Wat kan je arts doen?
Bij bevestiging van de diagnose moeten verdere technische onderzoeken (o.a. CT-scan) uitwijzen of de kanker is uitgezaaid. Op basis daarvan zal een behandeling worden gekozen.
Zijn er geen uitzaaiingen? Dan opteert men voor het operatief verwijderen van de tumor. Ook de klieren in de buurt van de maag worden weggenomen en onderzocht op kankercellen. Dit wordt vaak gecombineerd met chemotherapie. Die kan al gestart worden voor de ingreep om de tumor te doen verkleinen en om de ingreep te vergemakkelijken. Nadien zet men de chemotherapie verder.
In 75% van de gevallen zijn er wel uitzaaiingen. Dan wordt vaak gekozen om enkel chemotherapie te geven gedurende 12 maanden, en zich verder te beperken tot een symptomatische, palliatieve behandeling. De nadruk ligt hier eerder op de levenskwaliteit, en niet langer op genezing. De gemiddelde levensverwachting is immers slecht (minder dan 1 jaar), en een operatie zal het leven nauwelijks verlengen.
Na de behandeling zal de patiënt goed worden opgevolgd om herval, uitbreiding van de tumor en eventuele tekorten (bijvoorbeeld vitamine B12) die ontstaan door het wegnemen van de maag op te sporen en te behandelen.
Enkel bij verwikkelingen zoals een volledige stop van de doorgang van het voedsel (obstructie) wordt nog operatief ingegrepen. In het bloed kan een tumormerker bepaald worden. Die kan nuttig zijn voor de opvolging van de behandeling.