Vliegangst komt frequent voor, terwijl het risico om te sterven in een vliegongeval 1 op 100.000 vlieguren bedraagt. Het risico om te sterven in een auto-ongeval daarentegen is 1 op 6.700 auto's. Objectief gezien zou auto-angst vaker moeten voorkomen dan vliegangst, maar is angst rationeel?

Wat is een relatief risico?

In studies lezen we regelmatig dat het relatief risico gelijk is aan bijvoorbeeld 0,50 (RR = 0,50). Wat betekent dit?

Een woordje uitleg …

Het risico op een gebeurtenis drukken we uit met een teller en een noemer. Zo is het risico om te sterven in een auto-ongeval 1 als teller op 6.700 auto’s als noemer (1/6.700), in een vliegtuig 1/100.000 vlieguren, en bij basejumping 1/60 sprongen. Dit noemt men absolute risico’s. Een relatief risico (RR) is de verhouding tussen twee absolute risico’s.

Voorbeeld 1

Als eerste voorbeeld onderzoeken we of het risico op overlijden verschilt tussen een groep vegetariërs (VEG) en een groep vleeseters (VLEES). We volgen een groep VEG en VLEES gedurende 20 jaar, en registreren de sterfte.

In de groep VEG zijn er 5 overlijdens op 50, in de groep VLEES zijn er 10 overlijdens op 50. Het relatief risico (RR) op overlijden is:

RR
= risico op overlijden in groep VEG / risico op overlijden in groep VLEES
= (5/50) / (10/50)
= 0,50

Dit betekent dat het risico op overlijden in de groep VEG 50% lager ligt in vergelijking met de groep VLEES.

Figuur 1. Risico op overlijden tussen vegetariërs (VEG) en vleeseters (VLEES) (RR = 0,50).

Voorbeeld 2

Als tweede voorbeeld volgen we een groep obese personen (OB) en een groep niet-obese personen (NOB) gedurende 20 jaar en registreren we de sterfte.

In de groep OB zijn er 10 overlijdens op 50, in de groep NOB zijn er 5 overlijdens op 50. Het relatief risico (RR) op overlijden is:

RR
= risico op overlijden in groep OB / risico op overlijden in groep NOB
= (10/50) / (5/50)
= 2,00

Dit betekent dat het risico op overlijden in de groep OB 100% hoger ligt in vergelijking met de groep NOB, m.a.w. er is een verdubbeling van het risico in de groep obese personen (OB).

Figuur 2. Risico op overlijden tussen obese personen (OB) en niet-obese personen (NOB) (RR = 2,00).

Voorbeeld 3

Als derde voorbeeld volgen we een groep mannen (MAN) en een groep vrouwen (VROUW) gedurende 20 jaar en registreren de sterfte.

In de groep MAN zijn er 5 overlijdens op 50, in de groep VROUW zijn er 5 overlijdens op 50. Het relatief risico (RR) op overlijden is:

RR
= risico op overlijden in groep MAN / risico op overlijden in groep VROUW
= (5/50) / (5/50)
= 1,00

Dit betekent dat er geen verschil is in risico op overlijden tussen de groep MAN en de groep VROUW.

Figuur 3. Risico op overlijden tussen mannen (MAN) en vrouwen (VROUW) (RR = 1,00).

CONCLUSIE

  • een relatief risico kleiner dan 1 betekent een lager risico: bijv. RR = 0,50.
  • een relatief risico gelijk aan 1 betekent geen verschil: RR = 1,00.
  • een relatief risico groter dan 1 betekent een stijging van het risico: bijv. RR = 2,00.



Een voorbeeld uit de praktijk om deze relatieve risico’s te illustreren: onderzoekers stelden een relatief risico vast van 1,12 darmkanker bij mensen die veel vlees eten in vergelijking met mensen die weinig vlees eten (1). Dit betekent dat het risico op darmkanker 12% hoger ligt bij grote vleesconsumptie. Als het risico op darmkanker 8/100 is bij kleine vleesconsumptie, dan wordt dit 9/100 bij grote vleesconsumptie.

Referenties

  • (1) Zhao Z, Feng Q, Yin Z, Shuang J, Bai B, Yu P, Guo M, Zhao Q. Red and processed meat consumption and colorectal cancer risk: a systematic review and meta-analysis. Oncotarget. 2017 Sep 6;8(47):83306-83314.
  • Boek Introductie tot epidemiologie en biostatistiek, Patrick Mullie, Garant Uitgevers nv, ISBN 9789044135008.

Nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief