Wat is het?
Bij een bloedtransfusie gebruikt men bloed van een donor om een ‘ontvanger’ te behandelen. Gedoneerd bloed geeft men niet rechtstreeks. Het wordt eerst gesplitst in bruikbare onderdelen, die nuttig kunnen zijn voor verschillende personen, en dan aan grondige tests onderworpen.
Bruikbare onderdelen
Uit het bloed worden volgende onderdelen gehaald:
- rode bloedcellen (erytrocyten) die longen en andere weefsels in het lichaam voorzien van voldoende zuurstof. Ze worden gegeven in geval van chronische bloedarmoede met klachten, bij niet-dringende operaties en bij plots en veel bloedverlies na een ongeval, tijdens een operatie, bij een bevalling…;
- vers bevroren plasma: wordt gegeven bij een bloeding met een tekort aan stollingsstoffen;
- bloedplaatjes (trombocyten): worden voornamelijk gegeven bij bloedziekten met een tekort aan bloedplaatjes.
Bloedtests
Het gedoneerde bloed ondergaat een aantal tests:
- controle van de bloedgroep: de bloedgroep wordt bepaald op basis van antigenen (dat zijn speciale eiwitten die aan de buitenkant op de rode bloedcellen kleven). Zo zijn er vier verschillende bloedgroepen: A (antigen A), B (antigen B), AB (antigenen A en B) of O (geen antigenen). Daarbij komt ook nog de rhesusfactor (positief of negatief);
- identificatie van antistoffen in het bloed tegen bepaalde ziekten;
- controle of het bloed van de donor ‘matcht’ met dat van de ontvanger (hangt af van de bloedgroep).
Wat kan je zelf doen?
Een bloedtransfusie kan een leven redden. Het is daarom noodzakelijk dat er voldoende bloedvoorraad is. Je kunt je steentje bijdragen door bloed te doneren via het Rode Kruis.
Wat kan je arts doen?
Een bloedtransfusie gebeurt meestal in het ziekenhuis, en in zeldzame gevallen bij de persoon thuis, maar alleen wanneer eerdere transfusies probleemloos zijn verlopen en de behandelende specialist de verantwoordelijkheid voor de hele procedure op zich wil nemen.
Een bloedtransfusie moet correct gebeuren. Bloed van een verkeerde bloedgroep of rhesusfactor kan immers levensbedreigende reacties uitlokken. Daarom volgt het ziekenhuis strikte protocollen vooraleer het gedoneerde bloed wordt gegeven.
Bij vermoeden van een transfusiereactie of een foute transfusie, wordt de transfusie onmiddellijk stopgezet, en start men een procedure om de persoon correct te behandelen en om andere mogelijke vergissingen te voorkomen.
Wat zijn de mogelijke complicaties?
Bijwerkingen
Elke bloedtransfusie, ook al is ze correct uitgevoerd, kan bijwerkingen geven. De meest voorkomende zijn koorts en een milde allergische reactie met jeuk en huiduitslag, die kunnen verholpen worden met medicatie.
In uitzonderlijke gevallen kan een ernstige allergische reactie optreden die gepaard gaat met kortademigheid, huiduitslag over heel het lichaam, lage bloeddruk, misselijkheiden bewustzijnsverlies. Deze situatie is mogelijk levensbedreigend. Bij een volgende transfusie moeten er dan extra maatregelen worden genomen. Zo kan men bijvoorbeeld alleen ‘gewassen bloeddeeltjes’ gebruiken zoals rode bloedcellen en bloedplaatjes, en laat men het plasma grotendeels achterwege.
Hemolyse en TRALI
In geval van toediening van bloed met een verkeerde bloedgroep gaan de antistoffen van de ontvanger de rode bloedcellen afbreken (acute hemolyse). Symptomen zijn dan koorts, rusteloosheid, pijn in de borst en onderrug, lage bloeddruk, ademnood, minder of niet plassen en bruinrode urine. De ernst van de klachten hangt af van het aantal transfusies en de hoeveelheid antistoffen. Om acute hemolyse te behandelen, dient men voldoende vocht toe.
Soms worden de antistoffen bij de donor na de toediening gevormd of geactiveerd, en beginnen die de nieuwe rode bloedcellen pas na enige tijd af te breken (vertraagde hemolyse). Deze hemolyse ontstaat doorgaans na één tot vier weken en wordt gekenmerkt door geelzucht, bloedarmoede of een verkleuring van de urine.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan een bloedtransfusie aanleiding geven tot een ‘transfusiegerelateerde acute longbeschadiging’ (TRALI). Hoe dit precies ontstaat, is niet bekend. Binnen de 6 uur na de transfusie treedt plotse ademnood op. De longfoto toont afwijkingen in beide longen. TRALI kan, zonder snelle behandeling, fataal zijn.
Infecties
Via bloedtransfusie kunnen bacteriën en virussen worden overgedragen en een infectie veroorzaken. Dankzij de strenge controles van het gedoneerde bloed is dit tegenwoordig erg zeldzaam. Zit er toch een bacterie in het bloed, dan is die meestal afkomstig van de huid van de donor. Een bacteriële infectie door een bloedtransfusie uit zich tijdens of direct na de transfusie in hoge koorts, lage bloeddruk en misselijkheid. Heel zelden kan er een virus in het gedoneerde bloed zitten.
Meer weten?
- Wil je bloed doneren, neem dan een kijkje op: http://www.rodekruis.be/wat-kan-jij-doen/geef-bloed/
- Voor informatie over de weg van het bloed van donor tot ontvanger: http://www.rodekruis.be/wat-doen-we/bloedvoorziening/de-weg-van-het-bloed/#1.-bloed-geven-op-een-veilige-manier-