Wat is het?
Tuberculostatica zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de behandeling van tuberculose. Dit is een ernstige, besmettelijke infectie die veroorzaakt wordt door een bacterie. Besmetting gebeurt door het inademen van besmette druppels die door een tuberculosepatiënt worden opgehoest.
Risicogroepen
Risicogroepen zijn:
- kansarmen;
- dak- en thuislozen;
- gedetineerden;
- asielzoekers;
- nieuwkomers uit landen waar de aandoening veel voorkomt.
Ook slechte huisvesting, hygiëne en voeding spelen een rol.
Hoe vaak komt het voor?
In 2017 waren er 8,6 nieuwe gevallen van tuberculose op 100.000 inwoners in België. In Vlaanderen werden dat jaar 386 tuberculosepatiënten gemeld.
Latente tuberculose-infectie
Ongeveer een derde van de wereldbevolking is geïnfecteerd met tuberculose, maar heeft geen klachten of een actieve vorm van de aandoening. We spreken dan van een latente tuberculose-infectie (LTBI). De kans dat een persoon met een LTBI actieve tuberculose ontwikkelt is ongeveer 10%, en in de helft van de gevallen gebeurt dit binnen de 2 jaar na de besmetting.
Hoe kun je het herkennen?
Tuberculose kent een langzame evolutie. Er verloopt een hele tijd tussen de besmetting en het optreden van de eerste symptomen.
- De klachten bij actieve tuberculose zijn vaak weinig specifiek. Er kan vermoeidheid, lusteloosheid, koorts en nachtelijk zweten optreden.
- Bij een infectie in de longen kan er een aanhoudende hoest zijn en worden er vuile fluimen opgehoest.
- In vergevorderde stadia treedt gewichtsverlies en verzwakking op. Ook andere lichaamsdelen kunnen aangetast zijn, zoals de ruggenwervels, gewrichten, lymfeklieren, het maagdarmstelsel en het bloed.
Wat kan je arts doen?
Afzondering
Als er een hoog besmettingsrisico is voor personen in de omgeving van een tuberculosepatiënt, dan wordt de besmette persoon vaak afgezonderd en de behandeling opgestart in het ziekenhuis. Eens de besmettelijke periode voorbij is, kan de behandeling thuis worden verdergezet (ambulant).
Behandeling
Medicatie
De klassieke behandeling bestaat uit een combinatie van medicijnen in een afbouwschema:
- Eerst worden 4 verschillende geneesmiddelen samen ingenomen gedurende 2 maanden (rifampicine, isoniazide, ethambutol en pyrazinamide).
- Daarna worden nog 2 geneesmiddelen ingenomen gedurende 4 maanden (rifampicine en isoniazide).
- Het is essentieel voor het succes van de behandeling dat de medicatie regelmatig (elke ochtend op hetzelfde tijdstip) wordt ingenomen.
De medicatie kan echter nogal wat bijwerkingen hebben (cf. infra). Sommige patiënten zijn dan geneigd om de medicijnen niet meer of in een te lage dosis in te nemen. Daarom is het belangrijk dat patiënten regelmatig op controle gaan bij de arts, zodat hij bij problemen onmiddellijk de behandeling kan bijsturen.
Andere onderzoeken
- Vooraf wordt de gevoeligheid van de bacteriën voor de medicatie getest.
- Tijdens de behandeling gebeurt regelmatig een nieuwe kweek van de kiemen uit het opgehoeste slijm.
- Er vindt ook een bloedonderzoek plaats om bijwerkingen vroegtijdig op te sporen. Zo kan de arts zien of de patiënt goed reageert op de medicatie.
- Bij longtuberculose worden ook regelmatig longfoto’s gemaakt.
Het is zeer belangrijk dat de medicatie correct wordt ingenomen, om resistentie van de bacterie te voorkomen.
Aangepast medicatieschema
Sommige personen starten met een behandeling op basis van 5 geneesmiddelen:
- mensen die uit een gebied komen met een verhoogd risico op resistentie;
- mensen die vroeger al eens behandeld werden;
- mensen bij wie onzeker is of de behandeling correct is verlopen.
Het medicatieschema wordt dan aangepast op basis van de kweken in het laboratorium.
mogelijke bijwerkingen van de medicatie
- rifampicine: rode verkleuring van alle excreties (urine, tranen, ...), leverstoornissen, maagdarmsymptomen, huiduitslag, stoornissen in het bloed, shock, ademhalingsmoeilijkheden;
- isoniazide: leverstoornissen, huiduitslag, koorts, stuipen, zenuwaantasting, psychische klachten;
- ethambutol: ontsteking van de oogzenuw (gezichtsscherpte en kleurenzicht kunnen verminderd zijn), huiduitslag;
- pyrazinamide: leverstoornissen, gewrichtspijnen, toegenomen gevoeligheid voor zonlicht, misselijkheid, warmteopwellingen.
Wat met latente tuberculose?
Een LTBI (latente tuberculose-infectie) hoeft in principe niet behandeld te worden, behalve als de arts oordeelt dat de kans op verergering vergroot is, bijv. bij de start van medicatie (voor een andere aandoening) die het afweersysteem onderdrukt.
Bij risicopersonen die in contact gekomen zijn met een persoon met actieve tuberculose, moet een behandeling nauwkeurig worden overwogen.