Wat is het?
De nieren bestaan uit een groot aantal filtertjes die het bloed zuiveren. Ze zorgen voor de verwijdering van afvalstoffen en van overtollig water via de urine. Onder chronisch nierfalen of chronische nierinsufficiëntie (CNI) verstaan we elke nierschade die 3 maanden of langer aanhoudt en de structuur en/of de functie van de nier aantast.
De nierfunctie, de GFR (glomerular filtration rate), kan geschat worden op basis van de creatininewaarde in het bloed. Dit getal geeft aan hoeveel bloed de nieren per minuut kunnen filteren/zuiveren.
De ernst van nierfalen, het stadium van verminderde nierfunctie waarin men zich bevindt, wordt afgeleid uit de waarde van de eGFR.
- Stadium 1: normaal. De eGFR is meer dan 90 milliliter per minuut.
- Stadium 2: mild nierfalen. De eGFR is tussen 60 en 89 milliliter per minuut.
- Stadium 3: matig nierfalen. De eGFR is tussen 30 en 59 milliliter per minuut.
- Stadium 4: zwaar nierfalen. De eGFR is tussen 15 en 29 milliliter per minuut.
- Stadium 5: eindstadium van de nierziekte. De eGFR is minder dan 15 milliliter per minuut.
Hiernaast wordt in de urine de concentratie aan eiwitten (vooral albumine) bepaald. Hoe meer eiwit in de urine, hoe groter de nierschade.
Hoe vaak komt het voor?
10 % van de bevolking heeft een nierfunctie van minder dan 60 ml per minuut. Na de leeftijd van 85 jaar stijgt dit aantal tot 50 %.
Behandeling: een multidisciplinaire aanpak
Chronisch nierfalen veroorzaakt een zeer complexe situatie in het lichaam. Enerzijds hopen stoffen zich op (afvalstoffen, geneesmiddelen, zouten, …) die normaal uit het lichaam worden verwijderd, anderzijds treedt er verlies op van stoffen die we nodig hebben (eiwitten, vitaminen, …). Daardoor kunnen evenwichten grondig verstoord raken. In een terminale fase kan de nierfunctie helemaal stilvallen.
Daarnaast kan chronisch nierfalen gepaard gaan met andere gezondheidsproblemen, zoals hoge bloeddruk en een verhoogde kans op hart- en vaatziekten. Daarom worden personen met chronisch nierfalen zeer goed opgevolgd. Hierbij is de samenwerking tussen verschillende zorgverleners van groot belang: een nierspecialist, huisarts, apotheker, verpleegkundige, diëtist en uiteraard de patiënt zelf en zijn familie. Daarom bestaat er een zorgtraject chronisch nierfalen, waar duidelijke afspraken worden gemaakt over de te volgen aanpak en controles. Het doel van de behandeling is het voorkomen van verdere nierschade.
Wat kun je zelf doen?
Als je aan chronisch nierfalen lijdt, is het belangrijk dat je:
- een gezonde levensstijl nastreeft;
- beweeg minstens 5x per week 30 minuten;
- rook niet;
- eet gezond (evt. met de hulp van een diëtist);
- zorg voor een aanvaardbaar lichaamsgewicht.
- je voorgeschreven medicatie zeer nauwgezet inneemt;
- regelmatig op controle gaat;
- elke zorgverlener bij wie je komt op de hoogte brengt van je aandoening;
- nooit medicatie neemt of geneesmiddelen op basis van kruiden zonder dit vooraf met je arts te bespreken, omdat sommige producten schadelijk kunnen zijn voor de nieren.
Wat kan het multidisciplinair zorgteam doen?
De huisarts volgt lichte tot matig ernstige gevallen van chronisch nierfalen op, met een controle van de nierfunctie in het bloed en de urine, en met een meting van de bloeddruk en het lichaamsgewicht. Hij zal de doseringen van bestaande of nieuw opgestarte medicatie aanpassen aan de nierfunctie. Hij zal alert zijn voor mogelijke complicaties, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Volgende personen zal de huisarts doorverwijzen naar een nierspecialist (nefroloog):
- ernstige gevallen van chronisch nierfalen (d.w.z. mensen met een urineproductie van minder dan 45 ml per minuut);
- patiënten in een complexe medische toestand (bijv. met hoge bloeddruk, een hartafwijking, diabetes, …);
- personen bij wie de nierfunctie snel achteruitgaat.
De nierspecialist stelt de diagnose op punt en stelt een behandelingsschema voor. In zijn medicatiekeuzes zal hij rekening houden met mogelijke bijwerkingen op de nieren. Als de nierfunctie verbetert, kan de patiënt opnieuw worden opgevolgd door de huisarts en het multidisciplinair zorgteam. Patiënten die niet beter worden en bij wie de nierfunctie snel achteruitgaat worden door de specialist opgevolgd. Hij zal afspraken maken voor een niervervangende behandeling (nierdialyse) van zodra de urineproductie te laag is of als de persoon klachten ondervindt van zijn verminderde nierfunctie. Hij zal ook nagaan of de persoon in aanmerking kan komen voor een niertransplantatie, en hem daarop voorbereiden. Na een transplantatie zal de patiënt minstens om de 3 maanden worden opgevolgd, met telkens een bloed- en urinecontrole. Ook na een transplantatie blijft een gezonde leefstijl, therapietrouw (het correct innemen van medicatie) en een goede opvolging cruciaal.
De diëtist geeft adviezen over de voeding en volgt het gewicht op. Hij moet daarbij letten op het aantal calorieën en op een correcte inname van de hoeveelheid eiwitten, zout, kalium en fosfor.
De apotheker volgt de medicatie op en ziet toe op de therapietrouw. Hij zal ook verwittigen als medicatie schadelijk kan zijn voor de nieren.
De verpleegkundige controleert de bloeddruk, het gewicht, het algemeen welbevinden, de klachten, … van de patiënt en noteert deze informatie in het patiëntendossier. Bovendien speelt de verpleegkundige een belangrijke rol in het informeren van de patiënt over de aandoening.
Personen die geen niervervangende therapie (nierdialyse) starten, zullen overlijden aan de gevolgen van nierfalen. Daarom moet een multidisciplinair team goede comfortzorg en begeleiding van de patiënt en familie opstarten.
Meer weten?
http://www.zelfhulp.be/zoek-een-zelfhulpgroep/nierfalen