Wat is het?
De nier bestaat uit een groot aantal microscopisch kleine filtertjes die het bloed zuiveren. De nier haalt afvalstoffen en water uit het bloed en verwijdert die via de urine. Met het ouder worden komen chronische ziekten zoals diabetes, hoge bloeddruk en vaatziekten meer voor, en die kunnen de werking van de nieren aantasten. Ook nierstenen en bijwerkingen van een aantal geneesmiddelen (bv. ontstekingsremmers) kunnen nierfalen uitlokken of versnellen. Omdat de evolutie zeer traag verloopt, wordt de diagnose dikwijls pas laattijdig gesteld. Nochtans kan een behandeling in het beginstadium juist het ziekteverloop gunstig beïnvloeden. Om die reden werd het zorgtraject CNI in het leven geroepen (zie verder).
Hoe kun je het herkennen?
Chronisch nierfalen begint zeer geleidelijk en evolueert traag. Daarom merk je in het begin meestal niets. Het is pas in een meer gevorderd stadium dat de klachten verschijnen. Die zijn vaak het gevolg van twee factoren:
1) opstapeling van afvalstoffen in het bloed doordat nieren niet meer voldoende filteren;
2) verlies van stoffen die je nodig hebt via de urine omdat de nier gaat lekken en die stoffen doorlaat.
De meest voorkomende gevolgen zijn:
- stijging van kalium in het bloed: kan gepaard gaan met hartritmestoornissen;
- verandering van de concentratie van calcium, fosfaat en vitamine D: dit kan aanleiding geven tot botontkalking (osteoporose), met als gevolg botvervorming en een grotere kans op breuken. Ook spierpijn kan optreden;
- bloedarmoede: de nier maakt EPO aan; deze stof is nodig om de aanmaak van nieuwe bloedcellen in het beenmerg te stimuleren. Een tekort aan rode bloedcellen uit zich vooral door bleekheid en moeheid. In ernstige gevallen kan hartfalen optreden;
- aanzuren van het bloed;
- verlies van eiwitten, zoals albumine, langs de urine, met als gevolg vochtopstapeling buiten de bloedvaten, bijvoorbeeld in de benen;
- daling van de urineproductie (eindstadium) waardoor je te weinig plast.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De diagnose berust op een eenvoudig bloedonderzoek en een urineonderzoek. Bij alle risicogroepen (mensen met diabetes, hoge bloeddruk, vaatlijden en familiaal voorkomen van chronisch nierfalen, ouderen) gebeurt zo’n onderzoek jaarlijks.
Op een nuchter bloedstaal meet men de concentratie van een afvalstof (creatinine) en maakt men een inschatting van de hoeveelheid urine die de nier nog kan produceren (de e-GFR). Bij vermoeden van chronisch nierfalen, wordt dit onderzoek 3 maal herhaald in een periode van 90 dagen. Op die manier wordt een tijdelijke nierfunctiedaling uitgesloten, bv. door bepaalde medicatie of door uitdroging bij ernstige diarree. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt het stadium van het nierfalen bepaald: stadium 1 (minst ernstig) tot en met stadium 5 (meest ernstig).
In de urine wordt de concentratie aan eiwitten (vooral albumine) bepaald. Hoe meer eiwit in de urine, hoe groter de nierschade. Dit onderzoek gebeurt op een staal ochtendurine.
Wat kun je zelf doen?
Als je tot een risicogroep behoort, moet je minstens jaarlijks je nierfunctie laten controleren. Een gezonde levensstijl is zeer belangrijk. Neem voldoende beweging, stop onmiddellijk met roken en probeer gezond te eten en je lichaamsgewicht onder controle te houden. Matig het gebruik van vlees en zout. Drink 1,5 liter water per dag. Bij gevorderde ziekte krijg je een gespecialiseerd dieetadvies. Laat je vaccineren tegen hepatitis B. Meld bij alle artsen bij wie je op raadpleging gaat dat je aan chronisch nierfalen lijdt. Zij zullen daarmee rekening houden bij het voorschrijven van medicatie of het toedienen van contrastmiddelen bij het nemen van een scan. Neem geen ontstekingsremmers op eigen initiatief.
Wat is het nut van het zorgtraject CNI?
Je kunt met je huisarts en de nierspecialist (nefroloog) een zorgtraject CNI afsluiten. Een zorgtraject is een omkaderd parcours dat je kunt volgen en helpt om je ziekte zo goed mogelijk onder controle te houden. Je komt in aanmerking voor zo’n zorgtraject als je minstens 18 jaar bent, een globaal medisch dossier (GMD) hebt bij je huisarts en uit je bloed- en urineonderzoek blijkt dat je aan chronisch nierfalen lijdt. Je mag nog geen dialyse krijgen en ook geen transplantatie ondergaan hebben. Beantwoord je aan deze voorwaarden, dan kun je samen met je huisarts een zorgcontract ondertekenen; ook de nierspecialist moet dit ondertekenen. De aanvraag dient om de 3 jaar hernieuwd te worden.
In dit zorgtraject spreken de huisarts en de specialist een schema af voor de opvolging van je ziekte. Je moet minstens 2 x per jaar bij de huisarts langsgaan en minstens 1 x bij de nierspecialist. Deze controles zijn volledig gratis, je betaalt dus geen remgeld. Je hebt bovendien recht op een gratis bloeddrukmeter en gratis advies van een gespecialiseerde diëtist(e).
Wat kan je arts doen?
Veel geneesmiddelen worden afgebroken en uitgescheiden langs de nieren. Is de nierwerking niet optimaal, dan kan het opstarten van medicatie behoorlijk moeilijk zijn. Doorgaans is een aanpassing van de dosis noodzakelijk.
Streefbloeddruk is 120/60 en 140/90. Bij hogere waarden wordt een bloeddrukverlagend middel voorgeschreven, bij voorkeur een zogenaamde ACE-inhibitor.
In geval van bloedarmoede is toediening van EPO (via inspuitingen) en ijzertabletten noodzakelijk. Ook calcium, fosfor en vitamine D supplementen kunnen nodig zijn.
De zuurtegraad van het bloed wordt op peil gehouden met inname van bicarbonaat.
Speciale aandacht gaat naar de opvolging en behandeling van hartfalen en diabetes.
Meer weten?
https://www.nieren.nl/bibliotheek/1-wat-is-chronische-nierschade/2-nierschade-en-nierfalen
https://www.zorgtraject.be/NL/Patienten/Nierin/default.aspx
http://www.riziv.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/ziekten/nieren/Paginas/default.aspx#.WyEAT6czb...
Bronnen
www.ebpnet.be
www.zorgtraject.be