Wat is het?
Er bestaan meerdere soorten dikkedarmkanker (ook wel colonkanker genoemd). Heel dikwijls ontstaan eerst poliepen op de darmwand. Dat zijn goedaardige aanwassen die bestaan uit klierweefsel en meestal met een steeltje vastzitten aan het darmslijmvlies. Op lange termijn kunnen deze poliepen kwaadaardig worden. Deze richtlijn gaat specifiek over dit soort dikkedarmkanker.
Hoe vaak komt het voor?
Dikkedarmkanker is in België bij mannen de derde meest voorkomende kanker, na prostaat- en longkanker, en bij vrouwen de tweede meest voorkomende kanker, na borstkanker. Het is bovendien de tweede meest voorkomende doodsoorzaak door kanker bij mannen, en de derde bij vrouwen. Dikkedarmkanker komt iets meer voor bij mannen, meestal ouder dan 64 jaar.
Hoe kun je het herkennen?
Vaak zijn er in het begin geen klachten. De voornaamste kenmerken zijn bloed en/of slijm bij de stoelgang en een verandering van het stoelgangpatroon. Daarnaast kan ook buikpijn, verminderde eetlust, vermagering en valse stoelgangnood (je hebt het gevoel dat je naar het toilet moet, maar er komt niets) optreden.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Bij vermoeden van een dikkedarmtumor gebeurt bij voorkeur een kijkbuisonderzoek of coloscopie. Hierbij wordt onder plaatselijke of volledige verdoving een buis met een camera via de aars in de dikke darm gebracht. De darm wordt helemaal onderzocht. Worden er verdachte letsels gezien, dan neemt de arts een biopsie af. Dit betekent dat een klein stukje van het verdachte letsel wordt weggenomen voor verder onderzoek onder de microscoop. Zijn er poliepen, dan worden ze in hun geheel weggenomen en onderzocht.
In geval er om een of andere reden geen coloscopie kan gebeuren, dan wordt een CT-colonografie uitgevoerd; dat is een scan-opname van de hele dikke darm. Wanneer de diagnose met zekerheid is gesteld, gaat de arts na of er uitzaaiingen zijn aan de hand van een CT-scan van borstkas en buik, een PET-CT-scan en eventueel een MRI van de lever.
Op basis van al deze onderzoeken bepaalt de arts vervolgens in welk stadium de kanker zich bevindt. Dat is belangrijke informatie voor de keuze van de behandeling.
Waaruit bestaat de behandeling?
De behandeling hangt af van het stadium waarin de kanker zich bevindt. Is de tumor beperkt tot de darm, en zijn er geen uitzaaiingen op andere plaatsen in het lichaam, dan geeft men de voorkeur aan een chirurgische ingreep waarbij een stuk darm plus de lymfeklieren in de omgeving worden weggenomen. Na de ingreep worden het verwijderde stuk darm en de klieren onderzocht. Werd de tumor volledig verwijderd, blijkt die niet zeer agressief en zijn er geen aangetaste klieren vastgesteld, dan is geen verdere behandeling nodig. Ingeval er wel uitzaaiingen worden gevonden (meestal in lever, longen en/of buikholte) dan zijn er meerdere behandelingsopties, met als voornaamste chirurgische verwijdering van de uitzaaiingen, bestraling en chemotherapie.
Hoe gebeurt de opvolging?
De opvolging na behandeling voor dikkedarmkanker beslaat 5 jaar. Vier tot 6 weken na de ingreep volgt een eerste controle, en wordt een planning opgemaakt voor verdere opvolging. De eerste 2 jaar gebeurt om de 3 maanden een klinisch onderzoek en een bloedonderzoek, en om de 6 maanden een CT-scan. In daaropvolgende 3 jaar vinden het klinisch onderzoek en bloedonderzoek om de 6 maanden plaats. Na 1 en na 5 jaar plant men een coloscopie. Personen bij wie geen coloscopie mogelijk was voor de ingreep, krijgen die zo snel mogelijk na de ingreep.
Meer weten?
www.stopdarmkanker.be
https://www.thuisarts.nl/darmkanker
Bronnen
www.ebpnet.be